Trede 16 - Woordjes Flashcards

1
Q

Het huisdier

A

Ein Haustier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het dierenasiel

A

Das Tierheim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De dierenbescherming

A

Der Tierschutz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De dierenhulp

A

Die Tierhilfe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De zorg/Het verzorgen

A

(Die) Pflege/(Das) Versorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De dierenwinkel

A

Eine Zoohandlung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het uitlaten

A

Das Gassi gehen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De voeding/Het snoepje

A

(Die) Ernährung/(Das) Leckerli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De doelgroep

A

Die Zielgruppe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Onbezoldigd, vrijwillig

A

Ehrenamtlich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De gift

A

Die Spende(n)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inzamelen, verzamelen

A

Die Ernährung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De cursus

A

Der Kurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voltooien

A

Absolvieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De lichaamstaal

A

Die Körpersprache

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Adopteren

A

Adoptieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Voorkeur hebben

A

Bevorzugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De/Een spreekbeurt

A

Das/Ein Referat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De klimaatbescherming

A

Der Klimaschutz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De campagnemethode(n)

A

Die Kampagnenmathode(n)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het/Een rapport

A

Der/Ein Bericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De/Een gebeurtenis

A

Das/Ein Geschehnis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De/Een handeling

A

Die/Eine Handlung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De afspraak (informeel)

A

Die Vereinbarung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De afspraak (formeel)

A

Einen Termin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Aanvaarden

A

Entgegennehme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Een bezoek regelen

A

Einen Besuch regeln

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Met iemand afspreken

A

Mit jemanden verabreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Vooraf

A

Im Voraus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Ik zou graag met mevrouw Müller spreken

A

Ich hätte gern Frau Müller gesprochen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Daar spreekt u mee

A

Am Apparat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wanneer is mevrouw Müller terug

A

Wann ist Frau Müller wieder zu erreichen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Met wie spreek ik

A

Wen möchten Sie sprechen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Duurzaam

A

Nachhaltig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Beschermen

A

Schützen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

De natuur

A

Die Natur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Het milieu

A

Die Umwelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

De natuurgebieden

A

Die Naturgebiete

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

De diersoorten

A

Die Tierarten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

De natuurbescherming

A

Der Naturschutz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

De natuur besparen

A

Die Natur Schonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Afwegen

A

Abwiegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

De voorkeuren

A

Die Vorlieben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Het ervaringbericht

A

Der Campübersicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

De donateur / sponsor

A

Diese Fördermitgliedschaft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Aan de hand van een verduidelijking

A

Anhand eine Verdeutlichung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

In de zomervakantie

A

In den Sommerferien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

De uitwisseling

A

Der Austausch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

De klassenvertegenwoordiger

A

Der Klassensprecher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Gemeenschappelijk

A

Gemeinsam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

De/een ontmoeting

A

Das/ein Treffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Tegelijkertijd

A

Gleichzeitig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wederzijds

A

Gegenseitig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Plaatsvinden

A

Statt finden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Tussen

A

Zwischen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

De herhaling van de afspraken

A

Die Wiederholung der Absprachen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Afgestemd

A

Geeinigt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

De actie staat

A

Die Aktion steht fest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Is het eens (met) …

A

Ist einverstanden (mit)

60
Q

Bevestigen

A

Bestätigen

61
Q

De/een afspraak

A

Der/ein Termin

62
Q

De/een suggestie

A

Der/ein Vorschlag

63
Q

Geachte mevrouw,

A

Sehr geehrte Frau,

64
Q

Geachte heer,

A

Sehr geehrter Herr,

65
Q

De adressering

A

Die Adressierung

66
Q

Op korte termijn

A

Kurzfristig

67
Q

Met vriendelijke groet

A

Mit freundlichen Grüßen

68
Q

Eindelijk, definitief

A

Endgültig

69
Q

Inschrijven

A

Einschreiben

70
Q

De wenken, instructies

A

Die Hinweise

71
Q

De uitspraak

A

Die Aussage

72
Q

Het jeugdkamp

A

Das Jugendcamp

73
Q

Ein Haustier

A

Het huisdier

74
Q

Das Tierheim

A

Het dierenasiel

75
Q

Der Tierschutz

A

De dierenbescherming

76
Q

Die Tierhilfe

A

De dierenhulp

77
Q

(Die) Pflege / (Das) Versorgen

A

De zorg / Het vermogen

78
Q

Eine Zoohandlung

A

De dierenwinkel

79
Q

Das Gassi gehen

A

Het uitlaten

80
Q

(Die) Ernährung / (Das) Leckerli

A

De voeding / Het snoepje

81
Q

Die Zielgruppe

A

De doelgroep

82
Q

Ehrenamtlich

A

Onbezoldigd, vrijwillig

83
Q

Die Spende(n)

A

De gift

84
Q

Sammeln

A

Inzamelen, verzamelen

85
Q

Die Ernährung

A

De voeding

86
Q

Der Kurs

A

De cursus

87
Q

Absolvieren

A

Voltooien

88
Q

Die Körpersprache

A

De lichaamstaal

89
Q

Adoptieren

A

Adopteren

90
Q

Bevorzugen

A

Voorkeur hebben

91
Q

Das/Ein Referat

A

De/Een spreekbeurt, presentatie

92
Q

Der Klimaschutz

A

De klimaatbescherming

93
Q

Die Kampagnenmethode(n)

A

De campagnemethode(n)

94
Q

Der/Ein Bericht

A

Het/Een rapport

95
Q

Das/Ein Geschehnis

A

Het/Een gebeurtenis

96
Q

Die/Eine Handeling

A

De/Een handeling

97
Q

Die Vereinbarung

A

De afspraak (informeel)

98
Q

Einen Termin vereinbaren

A

De afspraak (formeel)

99
Q

Entgegennehmen

A

Aanvaarden

100
Q

Einen Besuch regeln

A

Een bezoek regelen

101
Q

Mit jemandem verabreden im Voraus

A

Met iemand afspreken vooraf

102
Q

Ich hätte gern Frau Müller gesprochen

A

Ik zou graag met mevrouw Müller spreken

103
Q

Am Apparat

A

Daar spreekt u mee

104
Q

Wann ist Frau Müller wieder zu erreichen

A

Wanneer is mevrouw Müller terug

105
Q

Ich werde später noch mal anrufen

A

Ik zal het later nog een keer proberen

106
Q

Wen möchten Sie sprechen

A

Met wie spreek ik

107
Q

Nachhaltig

A

Duurzaam

108
Q

Schützen

A

Beschermen

109
Q

Die Natur

A

De natuur

110
Q

Die Umwelt

A

Het milieu

111
Q

Die Naturgebiete

A

De natuurgebieden

112
Q

Die Tierarten

A

De diersoorten

113
Q

Der Naturschutz

A

De natuurbescherming

114
Q

Die Natur schonen

A

De natuur besparen

115
Q

Abwiegen

A

Afwegen

116
Q

Die Vorlieben

A

De voorkeuren

117
Q

Der Erlebnisbericht

A

Het ervaringsbericht

118
Q

Die Campübersicht

A

Het kampoverzicht

119
Q

Diese Fördermitgliedschaft anhand

A

De donateur / sponsor aan de hand van

120
Q

Eine Verdeutlichung

A

Een verduidelijking

121
Q

In den Sommerferien

A

In de zomervakantie

122
Q

Der Austausch

A

De uitwisseling

123
Q

Der Klassensprecher

A

De klassenvertegenwoordiger

124
Q

Gemeinsam

A

Gemeenschappelijk

125
Q

Des/Ein Treffen

A

De/Een ontmoeting

126
Q

Gleichzeitig

A

Tegelijkertijd

127
Q

Gegenseitig

A

Wederzijds

128
Q

Statt finden

A

Plaatsvinden

129
Q

Zwischen

A

Tussen

130
Q

Die Wiederholung der Absprachen

A

De herhaling van de afspraken de actie staat

131
Q

Geeinigt

A

Afgestemd

132
Q

Die Aktion steht fest

A

De actie staat

133
Q

Ist einverstanden (mit)

A

Is het eens (met)

134
Q

Bestätigen

A

Bevestigen

135
Q

Der/Ein Termin

A

De/Een afspraak

136
Q

Der/Ein Vorschlag

A

De/Een suggestie

137
Q

Sehr geehrte Frau,

A

Geachte mevrouw,

138
Q

Sehr geehrter Herr,

A

Geachte heer,

139
Q

Die Adressierung

A

De adressering

140
Q

Kurzfristig

A

Op korte termijn

141
Q

Mit freundlichen Grüßen

A

Met vriendelijke groet

142
Q

Endgültig

A

Eindelijk, definitief

143
Q

Einschreiben

A

Inschrijven

144
Q

Die Hinweise

A

De wenken, instructies

145
Q

Die Aussage

A

De uitspraak

146
Q

Das Jugendcamp

A

Het jeugdkamp