Travel Flashcards
un pneu / een band (UK) 🔸
a tyre
een autosnelweg / une autoroute [a highway (US) = … (UK) 🔸
a motorway
een reis, een uitstapje / un (petit) voyage 🔸
a trip
een reis (langer) / un voyage (plus long) 🔸
a journey
reserveren / réserver 🔸
to book
een verkeerslicht / un feu de signalisation 🔸
a traffic light
(ver)blijven / rester, séjourner 🔸
to stay
een koffer / une valise 🔸
a suitcase
het bezoeken van bezienswaardigheden / le fait de visiter un pays, une ville; le tourisme 🔸
sightseeing
een gast, een klant (in een hotel) / un invité, un client (dans un hôtel) 🔸
a guest
a large boat 🔸
a ship
de metro in Londen / le métro à Londres 🔸
the Underground
een vlucht / un vol (en avion) 🔸
a flight
een afrit / une sortie (d’autoroute) 🔸
an exit
een rondpunt / un rond-point 🔸
a roundabout
te voet / à pied 🔸
on foot
een rijbewijs / un permis de conduire (UK) 🔸
a driving licence
een reisbus / un car 🔸
a coach
een spoorweg / une ligne de chemin de fer 🔸
a railway
verkeer / de la circulation 🔸
traffic
een perron / un quai 🔸
a platform
opstijgen (vliegtuig) / décoller (avion) 🔸
to take off
een parking / un parking [a parking lot (US) = … (UK)] 🔸
a car park
een benzinestation / une station essence 🔸
a petrol station
een reiziger / un voyageur 🔸
a traveller
een motor(fiets) / une moto 🔸
a motorbike
bagage / des bagages 🔸
luggage
to … the train = uitstappen / descendre (d’un moyen de transport) 🔸
get off
Thanks for … ! = Bedankt voor het brengen, voor het afzetten / Merci de m’avoir déposé ! 🔸
the lift
een kampeerterrein / un terrain de camping 🔺
a campsite
zeilen / naviguer à la voile, faire de la voile 🔺
to sail
een taxi / un taxi [a taxi = …] 🔺
a cab
to … a bike = op de fiets rijden / rouler à vélo 🔺
ride
remmen / freiner 🔺
to brake
een vakantiecomplex / un complexe hôtelier (un hôtel avec des activités) 🔺
a resort
de koffer (van een auto) / le coffre (d’une voiture) [US = the trunk, UK = …] 🔺
the boot
de koffer (van een auto) / le coffre (d’une voiture) [UK = the boot, US = …] 🔺
the trunk
the London Underground = … (nickname) 🔺
the Tube
een ticket enkele reis / un ticket aller simple 🔺
a single ticket
een heen-en-terug ticket / un ticket aller-retour (UK = a return ticket / US = …) 🔺
a round-trip ticket
een heen-en-terug ticket / un ticket aller-retour (US = a round-trip ticket / UK = …) 🔺
a return ticket
de douane / la douane 🔺
the customs
de stoep / le trottoir (UK) 🔺
the pavement
de stoep / le trottoir (US) 🔺
the sidewalk
de bezienswaardigheden / les principales curiosités, les monuments 🔺
the sights
een vrachtwagen / un camion (US = a truck / UK = …) 🔺
a lorry
een vrachtwagen / un camion (UK = a lorry / US = …) 🔺
a truck
de voorruit / le pare-brise (UK) 🔺
the windscreen
de voorruit / le pare-brise (US) 🔺
the windshield
een voertuig / un véhicule 🔺
a vehicle
het rondreizen met een rugzak / le fait de voyager avec un sac à dos [b…] 🔺
backpacking
een bestelwagen / une camionnette 🔺
a van
een bocht / un tournant 🔺
a bend
een haven / un port 🔺
a harbour
een zebrapad / un passage piétons 🔺
a pedestrian crossing
een kruispunt / un carrefour 🔺
a crossroads
een poort (in een luchthaven) / une porte d’embarquement (dans un aéroport) 🔺
a gate
een dienstregeling / les horaires (de bus, de train, …) 🔺
a timetable
een verkeersopstopping / un embouteillage 🔺
a traffic jam
in/naar het buitenland / à l’étranger 🔺
abroad
een boottocht, vakantie op een boot / une croisière 🔺
a cruise
belanden / atterrir 🔺
to land
to … a plane = instappen / embarquer dans 🔺
board
een verblijf / un séjour 🔺
a stay
bereiken / atteindre 🔺
to reach