The natural world Flashcards
un village / een dorp ❇️
a village
la mer / de zee ❇️
the sea
un arbre / een boom ❇️
a tree
une rivière / een rivier ❇️
a river
le temps, la météo / het weer ❇️
the weather
une plage / een strand ❇️
a beach
de la neige / sneeuw ❇️
snow
de la pluie / regen ❇️
rain
le monde / de wereld ❇️
the world
l’herbe / gras ❇️
grass
l’hiver / winter ❇️
(the) winter
du vent / wind ❇️
wind
une (petite) ville / een (kleine) stad ❇️
a town
l’été / de zomer ❇️
summer
une fleur / een bloem ❇️
a flower
de la glace / ijs ❇️
ice
sec / droog 🔸
dry
un champ / een veld 🔸
a field
un orage / een onweersbui 🔸
a thunderstorm
une forêt / een woud 🔸
a forest
une tempête / een storm 🔸
a storm
du brouillard / mist 🔸
fog
le désert / de woestijn 🔸
the desert
un nuage / een wolk 🔸
a cloud
l’automne / herfst 🔸
(the) autumn
brumeux / mistig 🔸
foggy
une zone, une région / een gebied, een oppervlakte [a… a…] 🔸
an area
en or / van goud 🔸
golden
une montagne / een berg 🔸
a mountain
le ciel / de hemel 🔸
the sky
pousser, grandir / groeien 🔸
to grow
bouillir / koken 🔸
to boil
de l’argent / zilver 🔸
silver
la lune / de maan 🔸
the moon
la campagne / het platteland 🔸
the countryside
humide / nat 🔸
wet
un lac / een meer 🔸
a lake
un bois / een bos 🔸
a wood
une île / een eiland 🔸
an island
une colline / een heuvel 🔸
a hill
le printemps / de lente 🔸
spring
l’univers / het heelal 🔸
the universe
une vue / een uitzicht 🔸
a view
pluvieux / regenachtig 🔸
rainy
une inondation / een overstroming 🔺
a flood
une vallée / een dal, een vallei 🔺
a valley
la forêt tropicale / het regenwoud 🔺
the rainforest
un ruisseau / een beekje, een stroom 🔺
a stream
the sky is … = il n’y a pas de nuages / er zijn geen wolken 🔺
clear
la côte / de kust [the shore = …] 🔺
the coast
une falaise / een steile rots 🔺
a cliff
une grotte / een grot 🔺
a cave
glacé / ijzig 🔺
icy
une saison / een seizoen 🔺
a season
le climat / het klimaat 🔺
the climate
une brise / een briesje 🔺
a breeze
une branche / een tak 🔺
a branch
une bai / een baai 🔺
a bay
le tonnerre / de donder 🔺
the thunder
(les rayons) du soleil / de zonneschijn 🔺
sunshine
gelé, glacial / ijskoud 🔺
freezing
le sommet (d’une montagne) / de piek, de spits 🔺
a peak
l’environnement / het milieu 🔺
the environment
la pollution / de vervuiling 🔺
the pollution
l’éclair, la foudre / de bliksem 🔺
the lightning
le paysage / het landschap [the landscape = …] 🔺
the scenery
le sol / het terrein 🔺
the ground
une feuille (d’arbre) / een (boom)blad 🔺
a leaf
à l’ombre / in de schaduw 🔺
in the shade
le sable / het zand 🔺
the sand
the coast = the … = la côte / de kust 🔺
shore
les prévisions météo / het weerbericht 🔺
the weather forecast
la terre / de aarde 🔺
the earth
le coucher de soleil / de zonsondergang 🔺
sunset
le lever de soleil / de zonsopgang 🔺
sunrise