Transport Flashcards
1
Q
passief transport
A
Transport waar geen energie voor nodig is. osmose en diffusie
2
Q
actieve transport
A
hier is energie voor nodig, en gaat tegen het concentratieverval in
3
Q
anorganische sapstroom
A
de houtvaten in een plant. water en mineralen van wortels naar bladeren
4
Q
lange transport
A
via vatenstelsels
5
Q
organsiche sapstroom
A
water en assimilatieproducten (glucose door fotosnthese) van bladeren naar alle delen van een plant. gaat via de bastvaten
6
Q
vaatbundel
A
de houtvaten en bastvaten samen. de houtvaten zitten aan de binnekant en zijn groter. de bastvaten aan de buitenkant
7
Q
Functie bladgroenkorrels
A
maken zetmeel (niet glucose, anders wordt de concentratie te hoog)