Traject 1 vocabulaire Flashcards
Het verband
Le bandage
De (veiligheids) helm
Le casque (de securité)
Het ontsmettingsmiddel
Le désinfectant
De hartmassage
Le massage cardiaque
Het gereedschap/Tools
L’outil
De pleister
Le pansement
Het gips
Le plâtre
De hulpverlener
Le secouriste
De hulpdiensten
Les (services de) secours
De brandwonde
La brûlure
De wonde
La plaie
De veiligheid
La sécurité
De oplossing
La solution
De outfit
La tenue (vestimentaire)
Het spoedgeval / De spoed
L’urgence (feminine)
Het slachtoffer
La victime
Bij bewustzijn
Conscient(e)
Bewusteloos
Inconscient(e)
Inslikken
Avaler
Uitschakelen
Débrancher
Klimmen op
Monter sur
Flauwvallen
S’evanouir
Verdrinken
Se noyer
Zich beschermen tegen
Se protéger de
Aanraken
Toucher
Gebruikmaken van
Se servie de
Struikelen
Trébucher
Pijn hebben aan
Avoir mal à
In geval van / In case of
En cas de
Het bewustzijn verliezen / Flauwvllen
Perdre connaissance
Balans verliezen
Perdre equilibre
Iemand
Quelqu’un
Iets
Quelque chose
Enkele
Quelques
Arm
Bras
Vinger
Doigt
Hoofd
Tête
Hand
Main
Been
Jambe
De wond
La plaie