Tour 4 Etape 1 Flashcards
1
Q
Een arrondissement
A
Un arrondissement
2
Q
Een ingang
A
Une entrée
3
Q
Een rivier
A
Un fleuve
4
Q
Een ruimte
A
Un espace
5
Q
Een inwoner
A
Un une havitant(e)
6
Q
Een kiosk
A
Un kiosque
7
Q
Een middelbare school
A
Un lycée
8
Q
Een museum
A
Un musée
9
Q
Pasen
A
Pâques
10
Q
Een ontmoeting
A
Une recontre
11
Q
Een zorg
A
Un souci
12
Q
Een herinnering
A
Un souvenir
13
Q
Een bistro
A
Un bistro(t)
14
Q
Eén kruidenierszaak
A
Une épicerie
15
Q
Een boekhandel
A
Une libraire
16
Q
Een banketbakkerij
A
Une pâtiserie
17
Q
Een apotheek
A
Une pharmacie
18
Q
Een (bus)halte
A
Un arrêt (d’autobus)
19
Q
Een voorstad
A
Une banlieu
20
Q
Een weg
A
Un chemin
21
Q
Een voetganger
A
Un piéton
22
Q
Een (stads)plan
A
Un plan (de ville)
23
Q
Een brug
A
Un pont
24
Q
Een tunnel
A
Un tunnel
25
Beroemd
Célèbre
26
Verloren
Perdu
27
Openbaar
Public, publique
28
Meegaan
Accompagner
29
Vergelijken
Comparer
30
Verlaten
Quitter
31
Spijt hebben
Regretter
32
Dromen
Rêver
33
Verloren lopen
Se perdre
34
Zich bevinden
Se trouver
35
Weggaan
Sortir
36
Volgen
Suivre
37
Geen zorgen
Pas de souci
38
Binnen
À l’interieur
39
Ongeveer
À peu près
40
Rond
Autour de
41
Buiten
Hors de
42
Misschien
Peut-être
43
Eerder
Plutôt
44
Dicht bij
Près de
45
Zonder twijfel
Sans doute
46
Op u linker-/rechterkant
Sur votre gauche droite
47
Vlakbij
Tout près
