totstandkoming van overeenkomsten Flashcards

1
Q

4 beginselen overeenkomst

A
  1. beginsel van contractvrijheid
  2. vormvrijheid
  3. Pacta sunt servanda
  4. relativiteitsbeginsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beginsel van contractvrijheid

A

(staat niet in de wet), afgeleid van het autonomie beginsel partijen hebben de vrijheid om een overeenkomst te sluiten
1. met wie zij willen
2. met de inhoud die zij willen
3. op het moment dat zij dat willen
belangrijke uitzondering op dit beginsel vormt het dwingend recht in het burgerlijk wetboek waarvan partijen niet mogen afwijken 2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vormvrijheid

A
  1. vormvrijheid Art. 3:37 lid 1 BW, verklaringen in iedere vorm kunnen geschieden men hoeft een overeenkomst niet schriftelijk aan te gaan dit kan ook mondeling, via een handdruk, hoofdknik, een bepaalde gedraging
    UITZONDERING in het artikel tenzij anders bepaalt als wel een vorm is voorgeschreven voor een bepaald type rechtshandeling dan zullen partijen zich daaraan moeten houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pacta sunt servanda

A

Pacta sunt servanda (de verbindende kracht van de overeenkomst), afspraken moeten worden nagekomen, afspraak is afspraak partijen moeten zich houden aan de overeengekomen rechtsgevolgen uit overeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

relativiteit beginsel

A

Relativiteit beginsel, gemaakte afspraken in beginsel enkel tussen partijen gelden, ze zijn relatief en binden geen personen die geen partij zijn bij de overeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aanbod vervalt op 3 manieren

A
  1. herroeping Art. 6:219 lid 2 BW
  2. tijdsverloop Art. 6:221 lid 1BW
    let op Art. 6:223 BW
    de aanbieder kan een te late aanvaarding toch als tijdig gedaan laat gelden mits zij dit onverwijld aan de wederpartij mededeelt
  3. verwerping Art. 6:221 lid 2 BW
    let op Art. 6:225 BW
    niet akkoord gaan met het aanbod, een als een nieuw aanbod en verwerping van het oorspronkelijke aanbod volg de steeds goed de regels in het wetboek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onverwijld

A

zonder vertraging, snel, maar niet onmiddellijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bekwame spoed

A

korte termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

meerzijdige, obligatoire overeenkomst

A

aanbod en aanvaarding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Terstond/onmiddellijk

A

directe actie vereist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Redelijke termijn

A

afhankelijk van de omstandigheden van het geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Contractvrijheid

A

(vooral boek 6 BW) houdt in dat het partijen vrijstaat een overeenkomst te sluiten met wie zij wensen, met welke inhoud zij dit wensen en op welk moment zij dat wensen. Autonomie van het individu staat dus centraal. ongeschreven grondrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

essentiële elementen inhoud overeenkomst

A
  1. de prijs
  2. soort/ hoeveelheid
  3. partijen
  4. essentiële voorwaarden, vb: kwaliteitseisen, leveringsdatum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wilsvertrouwensleer

A

de vraag of sprake is van een aanbod mede afhangt van de vraag of partijen dit in redelijkheid mochten afleiden uit elkaars verklaringen en gedragingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 soorten aanbod

A
  1. onherroepelijk aanbod (art. 6:219 lid 1 BW, tenzij ..) → bijvoorbeeld een termijn opgenomen in het aanbod.
  2. herroepelijk aanbod (art. 6:219 lid 1BW)
  3. vrijblijvend aanbod (art. 6:219 lid 2 BW)
  4. Tijdsverloop (art. 6:221 lid 1 BW) → tijd voor aanvaarding is niet onbegrensd. Verschil tussen een mondeling aanbod (onmiddellijke aanvaarding) en een schriftelijk aanbod (aanvaarding binnen een redelijke tijd).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

juridisch geldig aanbod

A

een aanbod is een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst dat alle essentiële elementen van die overeenkomst bevat en dat de wederpartij met een simpel “ja” kan aanvaarden. 6:217 BW.

14
Q

aanbod vervalt

A
  1. Herroeping (6:219 lid 2 BW)
  2. Tijdsverloop (6:221 lid 1 BW)
    → art. 6:223 BW?
  3. de aanbieder kan een te late aanvaarding toch als tijdig gedaan laat gelden mits zij dit onverwijld aan de wederpartij mededeelt
  4. Verwerping (6:221 lid 2 BW)
    → art. 6:225 BW?
    niet akkoord gaan met het aanbod, een als een nieuw aanbod en verwerping van het oorspronkelijke aanbod volg de steeds goed de regels in het wetboek
15
Q

herroeping

A

is het aanbod nog niet aanvaard maar heeft het wel de geadresseerde bereikt wellicht is uw weder partij die mogelijk gaat aanvaarden nog aan het nadenken. Er is geen termijn gegeven

16
Q

aanvaarding

A

een wilsverklaring van de wederpartij dat zij het aanbod aanvaardt, en die de persoon tot wie zij is gericht heeft bereikt (art. 3:37 lid 3 BW)
→ Ontvangsttheorie Art. 6:224 BW (storende omstandigheid)
✓Het aanbod moet nog geldig zijn (art. 6:221 BW)
✓De aanvaarding moet overeenstemmen met het aanbod (art. 6:225 BW)
✓Aanvaarding in beginsel vormvrij (art. 3:37 lid 1 BW)

16
Q

intrekking

A

(art. 3:37 lid 5 BW) van een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon eerder dan of gelijktijdig met de ingetrokken verklaring bereiken.

17
Q

wanneer toch overeenkomst tot stand

A
  1. Als de aanvaarding de ander niet tijdig heeft bereikt door diens eigen handeling;
  2. Als de aanvaarding de ander niet tijdig heeft bereikt door de handeling van een persoon waarvoor hij aansprakelijk is (kind);
  3. Als sprake is van omstandigheden met betrekking tot zijn persoon en die rechtvaardigen dat hij het nadeel daarvoor draagt.

de overeenkomst wordt geacht tot stand te zijn gekomen op het tijdstip waarop zij tot stand zou zijn gekomen als de storende omstandigheid niet van toepassing was geweest

18
Q

aanbieder aanvaart toch te laat aanbod

A
  1. mits de aanbieder dat onverwijld meedeelt
  2. tot stand komt wanneer de aanbieder begrijpt, of hoort te begrijpen, dat het voor de acceptant niet duidelijk was dat de aanvaarding te laat is gedaan
19
Q

wilsvertrouwensleer

A

Art. 3:33 BW staat namelijk dat een rechtshandeling tot stand komt wanneer de handelende persoon een op een rechtsgevolg gerichte wil heeft. Daarnaast moet die handelende persoon die wil hebben
geopenbaard door middel van een verklaring.

Art. 3:37 BW bepaalt nog dat die verklaring in iedere vorm kan geschieden (mondeling, schriftelijk, elektronisch, handgebaar, stilzwijgend etc.). Kortom, de persoon moet een rechtsgevolg beogen en dit kenbaar maken.

20
Q

wilsontbreken

A

wanneer de verklaring niet met de wil overeenkomt, komt in beginsel geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand. Verschillende vormen waaronder oneigenlijke dwaling
Oneigenlijke dwaling voordoen in de vorm van:
1. Verspreking
2. Verschrijving of grapje
3. Inhoud onjuist wordt overgebracht door een communicatiemiddel of ode
4. Dubbelzinnig woordgebruik
5. Afdwaling
ook bij geestelijke stoornis

21
Q

geestelijke stoornis

A
  1. Verstrooidheid
  2. Dronkenschap
  3. Opwinding
  4. Handelingsonbekwaamheid

verklaring wordt vermoed onder invloed van een geestelijke stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij dit nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling niet was te voorzien

22
Q

gerechtvaardigd vertrouwen

A

ondanks wilsontbreken de rechtshandeling toch tot stand kan komen indien de wederpartij er te goeder trouw gerechtvaardigd op kon vertrouwen dat de uitlaten dit wel gewild had.

23
Q

Te goeder trouw

A

houdt in dat de wederpartij het wilsdefect niet kende en dit ook niet hoefde tekenen. Er kan echter aanleiding zijn voor onderzoek indien er omstandigheden plaatsvinden die het minder waarschijnlijk maken dat de verklaring inderdaad bedoeld is in de zin die het lijkt in toehouden (Hof Otto).

Vuistregel: hoe nadeliger een bepaalde verklaring was voor de partij die zich op wilsontbreken beroept en hoe voordeliger deze verklaring voor de wederpartij uitvalt, hoe minder snel er sprake zal zijn van een gerechtvaardigd vertrouwen.