toetsweek 2 Flashcards
1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 10- etre, avoir -unite 2 3- unite 3
het gezin, de familie
la famille
de broer
le frère
de zus
la soeur
de ouders
les parents
het kind
l’enfant
de vader
le père
de moeder
la mère
papa
papa
mama
maman
de zoon
le fils
de dochter
la fille
de oom
l’oncle
de tante
la tante
de opa
le grand-père
de oma
la grand mère
de grootouders
les grands-parents
de neef
le cousin
de nicht
la cousine
getrouwd (trouwen)
marié (se marier)
gescheiden (scheiden)
divorcé (divorcer)
beste
meilleur
morgen
demain
de verjaardag
l’anniversaire (m)
het feest
la fête
de uitnodiging
l’invitation (f)
uitnodigen
inviter
dansen
danser
eten
manger
de opa
le grand-père
de oma
la grand-mère
de ouders
les parents
de vader
le père
de moeder
la mère
het gezin, familie
la famille
de broer
le frère
de zus
la soeur
de tweeling
les jumeaux
de hond
le chien
j’ai (avoir)
ik heb
tu as (avoir)
jij hebt
il a (avoir)
hij heeft
elle a (avoir)
zij heeft
on a (avoir)
wij hebben, men heeft
nous avons (avoir)
wij hebben
vous avez (avoir)
jullie hebben, u heeft
ils ont (avoir)
zij hebben (m)
elles ont (avoir)
zij hebben (v)
gescheiden (scheiden)
divorcé (divorcer)
getrouwd (trouwen)
marié (se marier)
de halfbroer
le demi-frère
het enig kind
le fils / la fille unique
alleen
seul(e)
het kind
l’enfant
de buurvrouw
la voisine
het weekend
le weekend
de buurman
le voisin
de oom
l’oncle
de tante
la tante
de vriend
le copain
de vriendin
la copine
de trein
le train
wacht! (wachten op)
attends! (attendre)
de boodschap
le message
luisteren (naar)
écouter
de slaapkamer
la chambre
de foto
la photo
klaargemaakt, voorbereiden (klaarmaken, voorbereiden)
prèparè (prèparer)
goed, lekkker
bon, bonne
de taart
le gâteau
de bloem
la fleur
zij lacht (lachen)
elle rit (rire)
de man, echtgenoot
le mari
grappig
drôle
de vakantie
les vacances
augustus
aout
mama
maman
de olijf
l’olive (f)
op
sur
de tafel
la table
iedereen
tout le monde
altijd
toujours
sinds
depuis
0
zéro
1
un
2
deux
3
trois
4
quatre
5
cinq
6
six
8
huit
7
sept
9
neuf
10
dix
11
onze
12
douze
13
treize
14
quatorze
15
quinze
16
seize
17
dix-sept
18
dix-huit
19
dix-neuf
20
vingt