approndre 2 Flashcards
ken de woordjes uit hoofd
1
Q
ik heet
A
je m’apelle
2
Q
de vriend
A
l’ami(m)
3
Q
ik woon (wonen)
A
j’habite (habiter)
4
Q
de wijk
A
le quartier
5
Q
de school
A
l’ecole(f)
6
Q
het land
A
le pays
7
Q
Frankrijk
A
la France
8
Q
de stad
A
la ville
9
Q
de straat
A
la rue
10
Q
de middelbare school (klas 1,2,3)
A
le collège
11
Q
de klas
A
classe
12
Q
hier is, hier zijn
A
voici
13
Q
daar is, daar zijn
A
voilà
14
Q
en jij?
A
et toi?
15
Q
groot
A
grand