Toetsvragen 1 Flashcards

1
Q

Welke uitspraak over het carpale tunnel syndroom (CTS) is onjuist?

a. Het CTS komt vaak (ca. 10 %) voor bij zwangeren
b. Het CTS wordt veroorzaakt door compressie van de nervus ulnaris in de pols
c. Het CTS kan soms leiden tot spieratrofie (van de duimmuis) d. Het CTS is soms een uiting van hypothyreoidie

A

b. Het CTS wordt veroorzaakt door compressie van de nervus ulnaris in de pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk symptoom past niet bij de ziekte van Parkinson?

a. Actietremor
b. Hypokinesie
c. Rigiditeit
d. Gestoorde houdingsreflexen

A

a. Actietremor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk symptoom past niet bij amyotrofische laterale sclerose?

a. Lage reflexen
b. Fasciculaties
c. Spieratrofie
d. Dysartrie

A

a. Lage reflexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een man van 33 krijgt een uitval van de n. abducens links. Welke afwijking past hier het beste bij?

a. Diplopie bij kijken naar links
b. Uitval musculus rectus internus links
c. Gekruiste dubbelbeelden
d. Ptosis

A

a. Diplopie bij kijken naar links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welke van de volgende aandoeningen verwacht u geen n. abducens uitval?

a. Schedeltrauma
b. Verhoogde intracraniële druk
c. Meningitis
d. Infarct in het mesencephalon

A

d. Infarct in het mesencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Bij welke stoornis verwacht men in het algemeen geen diplopie:
    a. Een nucleaire stoornis van de oogmotoriek
    b. Een infranucleaire stoornis van de oogmotoriek
    c. Een supranucleaire stoornis van de oogmotoriek
    d. Myasthenia gravis
A

c. Een supranucleaire stoornis van de oogmotoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij een cerebellaire laesie verwacht u geen:

a. Dysartrie
b. Intentietremor
c. Spasticiteit
d. Dysdiadochokinese

A

c. Spasticiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke zenuwen spelen een rol bij het tot stand komen van de corneareflex?

a. De n. facialis en de n. oculomotorius
b. De n. oculomotorius en de n. trigeminus
c. De n. opticus en de n. facialis
d. De n. trigeminus en de n. facialis

A

d. De n. trigeminus en de n. facialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Multipele sclerose kan allerlei stoornissen veroorzaken in de functie van het zenuwstelsel. Welke niet?

a. Een caudasyndroom
b. Een frontaalsyndroom
c. Een cerebellair syndroom
d. Een spastische blaas

A

a. Een caudasyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

U doet aanvullend onderzoek bij een patiënt met waarschijnlijk multipele sclerose. Welke afwijking is het minst waarschijnlijk als de patiënt echt MS heeft?

a. Geleidingsstoornis bij electroneurografie
b. Gestoorde visuele ‘evoked potentials’
c. Lymfocytaire pleiocytose in de liquor
d. Verhoogd immunoglobuline in de liquor

A

a. Geleidingsstoornis bij electroneurografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een patiënt heeft papiloedeem en op de CT scan een hydrocephalus.
Voor deze combinatie zijn verschillende mogelijke oorzaken; Welke is het minst waarschijnlijk?
a. Cerebellaire tumor
b. Aqueductstenose
c. Idiopathische intracraniële hypertensie
d. Liquorresoptiestoornis na subarachnoidale bloeding

A

c. Idiopathische intracraniële hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soort hoofdpijn verdwijnt meestal bij plat liggen?

a. Hoofdpijn door intracraniële hypertensie
b. Hoofdpijn door een subduraal hematoom
c. Hoofdpijn door liquorhypotensie
d. Hoofdpijn door meningitis

A

c. Hoofdpijn door liquorhypotensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke uitspraak over ptosis is onjuist?

a. Ptosis komt voor bij myasthenia gravis
b. Ptosis kan wijzen op een gestoorde sympatische innervatie van het oog
c. Ptosis kan het gevolg zijn van een perifere n. facialis parese
d. Ptosis kan wijzen op een n. oculomotorius parese

A

c. Ptosis kan het gevolg zijn van een perifere n. facialis parese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk symptoom is onwaarschijnlijk bij een afsluiting van de arteria spinalis anterior?

a. Gestoorde bewegingszin van de tenen
b. Gestoorde pijnzin aan de benen
c. Beiderzijds een voetzoolreflex volgens Babinski
d. Paraparese

A

a. Gestoorde bewegingszin van de tenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke van de volgende symptomen past niet bij hypertensieve encephalopathie?

a. Papiloedeem
b. Corticale blindheid
c. Verwardheid
d. Pupilvernauwing

A

d. Pupilvernauwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke afwijking past het beste bij een afsluiting van de arteria cerebri anterior links?

a. Een motorische afasie.
b. Een dysartrie.
c. Een parese van één arm.
d. Een parese van één been.

A

d. Een parese van één been

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een patiënt heeft een acute n. oculomotorius uitval links en een parese van rechter arm en rechter been; bewustzijn helder; Babinski reflex rechts. Waar zit de afwijking waarschijnlijk?

a. Linker hemisfeer
b. Pons links
c. Mesencephalon links
d. Pons rechts

A

c. Mesencephalon links

18
Q

Welke van de volgende intracraniële tumoren is histologish maligne?

a. Meningeoom
b. Vestibulair schwannoom
c. Craniofaryngeoom
d. Glioom

19
Q

Diverse primaire tumoren kunnen hersenmetastasen veroorzaken. Welke tumor metastaseert zelden naar de hersenen?

a. Prostaatcarcinoom
b. Longcarcinoom
c. Melanoom
d. Niercelcarcinoom

A

a. Prostaatcarcinoom

20
Q

Neurofibromatose (NF) in een erfelijke aandoening door een mutatie in een tumor supressor gen. Welke van de volgende uitspraken is onjuist:

a. Bij NF komen meningeomen voor
b. NF is een recessief erfelijke ziekte
c. Bij NF komen vaak ‘café au lait’ vlekken voor
d. Bij NF komen neurofibromen voor van de zenuwwortels

A

b. NF is een recessief erfelijke ziekte

21
Q

Bepaalde intracraniële bloedingen zitten meestal niet in het hersenweefsel, maar aan de buitenkant van de hersenen. Andere bloedingen bevinden zich vooral in het hersenweefsel (intracerebraal). Welke van de volgende bloedingen zit vooral intracerebraal?

a. Bloeding door gebarsten aneurysma
b. Bloeding door amyloid angiopathie
c. Bloeding door ruptuur van een corticale vene (‘ankervene’)
d. Bloeding door ruptuur van de arteria meningea media

A

b. Bloeding door amyloid angiopathie

22
Q

Waar bevinden zich de hersenbeschadigingen bij een ernstige contusio cerebri vooral?

a. In de hippocampus
b. Temporaal en occipitaal
c. Pariëtaal en occipitaal
d. Frontaal en temporaal

A

d. Frontaal en temporaal

23
Q

Bij de ziekte van Wernicke verwacht u de volgende symptomen, behalve:

a. Nystagmus
b. Sensorische afasie
c. Ataxie
d. Oogspierparesen

A

b. Sensorische afasie

24
Q

Bij neurologisch onderzoek is er een homonieme hemianopsie rechts. Welke oorzaak is het meest waarschijnlijk?

a. Infarct in het stroomgebied van de arteria cerebri media links
b. Infarct in de rechter thalamus
c. Infarct in het stroomgebied van de arteria cerebri posterior rechts
d. Infarct in het stroomgebied van de arteria cerebri anterior links

A

a. Infarct in het stroomgebied van de arteria cerebri media links

25
Q

Een secretaresse van 28 jaar krijgt in enkele weken toenemende zwakte van armen en benen, en ook tintelingen en een verdoofd gevoel in de voeten. Bij onderzoek kan ze nauwelijks lopen. Ze heeft areflexie, en de voetzoolreflexen zijn indifferent. Desgevraagd zegt ze een week voor deze ziekte ‘buikgriep’ te hebben gehad, met veel diarree. Er wordt aanvullend onderzoek gedaan, oa. een lumbale punctie. Beantwoord de volgende drie vragen. Wat is de meest waarschijnlijke verwekker van de ‘buikgriep’ bij deze patiënte?

a. e. coli
b. shigella
c. salmonella
d. campylobacter

A

d. campylobacter

26
Q

Welke afwijking wordt het meest waarschijnlijk in de liquor cerebrospinalis gevonden bij de bovengenoemde patiënt?

a. verhoogd albumine
b. lymphocyten > 100/mm3
c. oligoclonale banden bij electroforese
d. vehoogde concentratie gammaglobuline

A

a. verhoogd albumine

27
Q

Welke behandeling verbetert de prognose van bovengenoemde patiënt?

a. immunoglobuline
b. corticosteroiden
c. beta-interferon
d. cyclofosfamide

A

a. immunoglobuline

28
Q

Een vrouw van 64 jaar krijgt in enkele dagen een facialisparese rechts (oog en mond). Ze kan haar rechter oog niet sluiten en de rechter kant van haar mond is verlamd. Verder geen afwijkingen. Wat is de meest aannemelijke lokalisatie?

a. linker tractus cortico-bulbaris
b. rechter tractus cortico-bulbaris
c. nervus facialis rechts
e. capsula interna links

A

c. nervus facialis rechts

29
Q

Een patiënte heeft een laesie in de paramediane pontine reticulaire formatie links. Welk symptoom verwacht u hierbij?

a. Ze kan niet naar links kijken
b. ze kan niet naar rechts kijken
c. diplopie bij kijken naar links
d. diplopie bij kijken naar rechts

A

c. diplopie bij kijken naar links

30
Q

Een man van 79 jaar krijgt plotseling rugpijn tussen zijn schouderbladen en zakt door zijn benen. Bij onderzoek gestoorde vitale sensibiliteit en parese van beide benen. Gnostische sensibiliteit normaal. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A.thoracale hernia
B. spontane wervelfractuur door metastase C. arteria spinalis anterior afsluiting D.spinaal epiduraal hematoom

A

C. arteria spinalis anterior afsluiting

31
Q
Welke afwijking past niet bij een uitval van de nervus oculomotorius? 
A.parese musculus rectus inferior 
B.parese musculus rectus superior 
C.parese musculus rectus externus 
D.parese musculus rectus internus
A

A.parese musculus rectus inferior

32
Q
Een vrouw van 70 krijgt een infarct in de linker cerebellaire hemisfeer. Welk symptoom past daar het beste bij? 
A.dysdiadochokinese van de linker hand 
B.rompataxie 
C.een gestoorde hiel-knie proef rechts 
D.een gestoorde proef van Romberg
A

A.dysdiadochokinese van de linker hand

33
Q

Welk symptoom past niet bij een cervicale spondylogene myelopathie?

  1. voetzoolreflexen volgens Babinski
  2. hypertonie van de benen
  3. verhoogde masseterreflex
  4. verlaagde bicepsreflex
A
  1. verhoogde masseterreflex
34
Q

Een kroegbaas van 54 krijgt tijdens zijn werk een aanval. Volgens klanten staarde hij wezenloos voor zich uit, maakte hij wat doelloze bewegingen met zijn linker hand, en reageerde hij niet op aanspreken. Na ongeveer 1 minuut viel hij en kreeg hij symmetrische schokken van armen en benen. Dit duurde ca. 4 minuten, waarna hij nog 10 minuten verward was. Wat is dit waarschijnlijk voor aanval?

  1. een ‘transient ischemic attack’
  2. een alcohol onthoudingsinsult
  3. een partieel complexe epileptische aanval
  4. een secundair gegeneraliseerde epileptische aanval
A
  1. een secundair gegeneraliseerde epileptische aanval
35
Q

Welke zenuw is aangedaan als een patiënt een verminderd gevoel heeft in de cornea?

  1. De nervus trigeminus
  2. De nervus oculomotorius
  3. De nervus opticus
  4. De nervus facialis
A
  1. De nervus trigeminus
36
Q
Een 60-jarige vrouw heeft een herseninfarct doorgemaakt waarvan zij goed is hersteld. Zij blijkt atriumfibrilleren te hebben. Welke vorm van secundaire profylaxe is nu het beste? 
A. acetylsalicylzuur
B. trombolytica
C. cholesterolverlagers 
D.  orale anticoagulantia
A

D. orale anticoagulantia

37
Q
Een vrouw van 52 met diabetes en hypertensie krijgt plotseling een hemiparese rechts. Bij onderzoek: parese van de rechter gelaatshelft, de rechter arm en het rechter been. Er zijn geen andere stoornissen, en met name de sensibiliteit en de spraak zijn ongestoord. Wat is de meest waarschijnlijke lokalisatie van de afwijking? 
A. Pons 
B.Gyrus precentralis 
C.Medulla oblongata 
D.Capsula interna
A

B.Gyrus precentralis

38
Q

Welke van de volgende intracraniële bloedingen is bijna altijd het gevolg van ruptuur van een vene?

  1. subduraal hematoom
  2. epidurale hematoom
  3. intracerebrale bloeding
  4. subarachnoïdale bloeding
A
  1. subduraal hematoom
39
Q

Een patiënt heeft een gestoorde proef van Romberg. Wat verwacht u nog meer te vinden bij het onderzoek van deze patiënt?

  1. intentietremor
  2. pathologische voetzoolreflexen
  3. nystagmus
  4. een gestoorde bewegingszin
40
Q

Multipele sclerose kan allerlei stoornissen veroorzaken in de functie van het zenuwstelsel. Welke niet?

  1. Een ruggenmergsyndroom
  2. Een hemiparese
  3. Een cerebellair syndroom
  4. Een plexopathie
A
  1. Een ruggenmergsyndroom