toets 2 Flashcards

0
Q

Noem 4 leesmotivaties

A

Het is plezierig om te doen
Je kunt ontsnappe aan de werkelijkheid
Je kunt een eigen fantasiewereld maken
Je leert dingen over de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is een leesmotivatie

A

Een reden om te lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lezers hebben verschillende smaak, deze verschillen komen door

A

Verschil in opleiding, sekse of geaardheid, leeftijd of maatschappelijke achtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verwachtingen van een lezer ontstaan door

A

Wat je over het boek heb gehoord
Door het genre van het boek
Door de titel en boekomslag
Door de achterflap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Als lezer verwacht je dat

A

Er suggesties worden gegeven

De personages interessant zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij een duidige teksten blijf je ………. Met vragen zitten bij meerduidige teksten blijf je …….. Met vragen zitten

A

Niet, wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een open plek

A

Een open plek is een klein of groter tekstgedeelte dat voor jou als lezer onduidelijk is en vragen bij je oproept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke 4 manieren kan een open plek ontstaan

A

Door informatie achterstand
Als je vermoedens hebt en wilt weten of deze kloppen
Door het gedrag van personages
Door de titel soms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is iets een gesloten eind

A

Als aan het eind van het verhaal alle openplekken zijn ingevuld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij een proza is de manier waarop de tekst op de bladzijde staat …….
Een prozatekst van 100 blz of meer is een …..
Van 80 tot 100 blz is een ……

A

Niet belangrijk
Roman
Novelle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij gedichten staat de tekst op een ……….. Manier op de bladzijde

A

Bijzondere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De groepjes bij elkaar horende regels van een gedicht heten

A

Strofen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als iets over een komt met de werkelijkheid dan is het

A

Non fictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe zijn de personages in een verhaal verbonden met gebeurtenissen?

A

Gebeurtenissen kunnen niet ontstaan zonder personages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Als je bij een verhaal de vraag stelt waarover wordt verteld dan let je op drie dingen namelijk

A

De chronologische volgorde van gebeurtenissen
De personages
En de tijd en ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke rol vervult de hoofdpersoon

A

Hij streeft een bepaald doel na en is betrokken bij de belangrijkste gebeurtenissen

16
Q

Welke rol vervult een bijpersoon

A

Die van helper of tegenstander

17
Q

Wat kan naast een persoon nog meer een bijpersoon zijn

A

Emoties, omstandigheden of karaktereigenschappen

18
Q

Je kunt een persoon op 2 manieren leren kennen, welke twee manieren en wat houden ze in

A
  1. Direct. Je leest een duidelijke opsomming over het personage
  2. Indirect. Je leert de persoon kennen door wat ze doen
19
Q

Op welke 2 verschillende manieren kun je een personage beoordelen

A

Pyschologisch

En door middel van normen en waarden

20
Q

Wat is de setting

A

De tijd en ruimte samen

21
Q

Waarvoor kun je het begrip ruimte gebruiken

A

Om de omgeving aan te duiden

22
Q

Wat is de verteltijd

En wat is de vertelde tijd

A

De verteltijd is de tijd die je nodig hebt om de tekst te lezen
De vertelde tijd is de tijd waarin het verhaal zich afspeelt

23
Q

Wat is een flashback

A

Een flashback is een bijzondere vorm van een terugverwijzing. Hieruit haal je als lezer veel info

24
Q

Elementen die in verhalen herhaald worden zijn motieven. Er zijn twee soorten motieven namelijk

A

Verhaal motief

En leidmotief

25
Q

Wat is een verhaallijn

A

Een samenhangende reeks van gebeurtenissen