toepassingen zuren en zouten (toep-z) Flashcards

1
Q
  • keukenzout
  • in zeewater
A

natriumchloride (NaCl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • bereiding van fosforzuur
  • gebruikt in loodaccumulatoren
  • gebruikt voor kleurstoffen en plastics
A

zwavelzuur (H2SO4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • geur van rotte eieren
  • aanwezig bij darmgassen
A

diwaterstofsulfide (H2S)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • krijt
  • marmer
  • slakkenhuizen
  • eierschalen
  • schelpen
  • parels
A

calciumcarbonaat (CaCO3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • productie van kunsmeststoffen
  • toevoeging bij detergenten
  • toevoeging bij frisdranken
A

fosforzuur (H3PO4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • wasverzachter
  • badzout
A

dinatriumcarbonaat (Na2CO3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • om deeg te doen rijzen
  • in maagzout
  • in maagtabletten
A

natriumwaterstofcarbonaat (NaHCO3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • zit in maagsap
  • verwijderen van cementsluier op vloeren
A

zoutzuur (HCl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly