toepassingen oxide en hydroxide Flashcards
1
Q
ammoniak NH3 (hydroxide)
A
schoonmaakmiddel
2
Q
calciumdihydroxide Ca(OH)2
A
- gebluste kalk
- water ontharden
- indentificatiemiddel van Co2
3
Q
natriumhydroxide NaOH
A
- bijtende soda
- bereiding van zeep
- gootsteenontstopper/ontharingsmiddel
4
Q
koolstofmonoxide CO
A
- kleur-/geurloos
- ontstaat door onvolledige verbranding
- giftig –> bindt aan hemoglobine (normaal nodig om O2 te vervoeren)
5
Q
koolstofdioxide CO2
A
- kleur-/geurloos
- opwarming van de aarde
- blusmiddel
- in frisdrank
6
Q
distikstofmonoxide N2O
A
- lachgas
- verdovingsmiddel bij medische ingrepen
7
Q
zwaveldioxide SO2
A
- kleurloos
- karakteristieke geur
- grondstof voor de bereiding van H2SO4
8
Q
siliciumdioxide SiO2
A
- gebruikt voor zand/glas
- in zonnecellen
9
Q
di-ijzertrioxide Fe2O3
A
- roodbruine stof
- roest
10
Q
calciumoxide CaO
A
- ongebluste kalk
- gebruikt voor de bereiding van kalkwater