Tijdvak 6 De tijd van regenten en vorsten Flashcards

1
Q

Wanneer was de tijd van ontdekkers en hervormers?

A

Van 1500-1600.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer was de 80 jarige oorlog?

A

Van 1568-1648.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer was de oprichting van de VOC?

A

In 1602.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het kenmerkende aspect van 6.1 Een wereldeconomie?

A

Wereldwijde handelscontacten, handelkapitalisme en het begin van een wereldeconomie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe was het kapitalisme ontstaan?

A

Door de handel in luxe producten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is kapitalisme?

A

Het economisch systeem waarbij hij personen geld in een onderneming investeren om winst te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn productie middelen?

A

Hulpmiddel waarmee wordt geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heette de vroege vorm van kapitalisme en waarom?

A

Handelskapitalisme omdat handelaren zich veel bezig hielden met handel en nijverheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer was de tijd van regenten en vorsten?

A

Van 1600 tot 1700.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar kreeg de VOC als enige recht op in Nederland?

A

Op de handel in Oost-Azië. En verdragen sluiten met vorsten en oorlog voeren en gebieden besturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is monopolie?

A

Alleenrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een aandeel?

A

Papier waarvan de koper (aandeelhouder) mede eigenaar is van een bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betaalde de VOC van deze aandelen?

A

Zeeschepen, salarissen en zilver om producten te kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat was de belangrijkste vernieuwing voor het handels kapitalisme?

A

Dat aandeelhouders hun geld in de onderneming lieten zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de gouverneur-generaal?

A

Hoogste bestuurder van de VOC in Azië, later hoogste bestuurder van Nederlands-Indië.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat was Batavia?

A

Hoofdkwartier van de VOC op Java.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar handelden de VOC in?

A

Peper en kaneel, kruidnagels en muskaatnoten later.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een multinational?

A

Onderneming met vestigingen in meerdere landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat was belangrijk in de 17de eeuw voor de VOC?

A

Specerijen,zijde en katoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat was er in de 18de eeuw belangrijk voor de VOC?

A

Thee en koffie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe ontstond de wereldeconomie?

A

Door de wereldwijde handelscontacten die de handelskapitalistische compagnieën aanknoopten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer werd de WIC opgericht? En wat was de WIC?

A

In 1621. De West-Indische Compagnie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarom was de WIC minder actief?

A

Omdat rondom de atlantische oceaan vooral de Spanjaarden, Portugezen, Engelsen en Fransen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem wat er in Amerika werd gehandeld, Azië en West-Afrika?

A

In Amerika suiker, koffie en tabak, Azië textiel en specerijen en West-Afrika goud en ivoor en slaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het kenmerkende aspect van 6.2 De gouden eeuw van Nederland.

A

De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse republiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is een staatshoofd?

A

Persoon die het hoogste gezag in een staat heeft of belichaamt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn generaliteitslanden?

A

Gebieden in de Republiek die in de 17de eeuw op de Spanjaarden veroverd waren en bestuurd werden door de Staten-Generaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een regent?

A

Een bestuurder.

29
Q

Wat was het hoogste bestuur in elk gewest?

A

De Staten, waarin de steden en de adel waren vertegenwoordigd. In de steden hadden burgers het zelf voor het zeggen.

30
Q

Wie waren de meesten regenten in Nederland in de 16de eeuw? En wie in de 17de eeuw?

A

Kooplieden. En in de 17de eeuw regenten die alleen regent waren.

31
Q

Hoe heette de regent die op een vorst leek?

A

De stadhouder de prins van Oranje.

32
Q

Wat is een stapelplaats?

A

Plaats waar goederen worden opgeslagen om de prijzen te beïnvloeden.

33
Q

Waarom werd Amsterdam de belangrijkste handel stad?

A

Door de val van Antwerpen vluchtte rijk kooplieden naar Amsterdam.

34
Q

Waarom deed ook de nijverheid het goed?

A

Omdat er veel materiaal nodig was om schepen te bouwen.

35
Q

Waarom beleefde de landbouw gouden tijden?

A

Door de welvaart en groei van de steden. Ook profiteerde ze van de internationale handel.

36
Q

Wat was het verschil tussen Nederlandse kunstenaars en buitenlandse kunstenaars?

A

In Nederland werd kunst gekocht door burgers in het buitenland gemaakt voor de koning, hoge adel of de kerk.

37
Q

Wat is gewetens vrijheid?

A

Mensen mochten alles geloven maar niet openlijk met hun godsdienst bezig zijn.

38
Q

Wat was de staats godsdienst van Nederland?

A

Calvinistische.

39
Q

Wat is het kenmerkende aspect van 6.3 absolutisme?

A

Het streven van vorsten naar absolute macht.

40
Q

Wanneer was de dertigjarige oorlog?

A

Van 1618 tot 1648.

41
Q

Wat was de oorzaak van de dertig jarige oorlog?

A

De katholieke Habsburgse keizer probeerde zijn macht te versterken en het protestantisme te onderdrukken maar andere duitse vorsten verzetten zich daartegen.

42
Q

Wat was het resultaat van deze oorlog?

A

Dat het Duitse rijk nog verder versnipperd raakten.

43
Q

Hoe was het regerings systeem van Lodewijk XIV en wat was zijn rede hiervoor?

A

Zijn regerings systeem was een absolutisme en hij vond dat hij zijn macht van god had gekregen en alleen zich aan god hoefden te verantwoorden.

44
Q

Hoe bracht lodewijk het leger onder controle?

A

Hij zorgde dat de staat ervoor zorgde dat soldaten werden aangetrokken door de staat en zij huisvesting en geld kregen.

45
Q

Van wanneer tot wanneer was Lodewijk XIV koning?

A

1643-1715.

46
Q

Wat is mercantilisme?

A

Politiek waarbij de overheid de eigen economie versterkt door productie en export te bevorderen en import te beperken.

47
Q

Wat zijn subsidies?

A

Financiële steun.

48
Q

Wat is de tsaar?

A

Russische keizer.

49
Q

Wanneer herroept Lodewijk XIV het Edict van Nantes?

A

In 1685.

50
Q

Hoe werd Engeland een republiek?

A

Doordat de koning Karel I werd onthoofd.

51
Q

Nadat in Engeland de monarchie weer terug kwam ergerde Jacobus II die katholiek was zich aan de beperking die waren opgelegd wat was het gevolg hiervan?

A

Dat Protestantse parlementsleden samen met Willem III samenspande om hun vorst van de troon te stoten.

52
Q

Wat was het gevolg van deze Glorious Revolution?

A

Dat Willem III met zijn vloot naar Engeland ging en naar London marcheerden. Hierna werd Willem III koning van Engeland.

53
Q

Wat was het gevolg van de Glorious Revolution?

A

Dat de macht van de koning werd ingeperkt.

54
Q

Wanneer was de Glorious Revolution?

A

Van 1688-1689.

55
Q

Wat is een constitutionele monarchie?

A

Koninkrijk waarin de macht van de koning is beperkt door de wet.

56
Q

Wanneer was de eerste slaven handel in Nieuw Amsterdam?

A

In 1655.

57
Q

Wanneer was het stadhouderloos tijdperk?

A

Van 1650 tot 1672.

58
Q

Wanneer werd Suriname kolonie van Nederland?

A

1667.

59
Q

Wanneer was de turkse aanval op Wenen?

A

In 1683.

60
Q

Wat is het kenmerkende aspect van de wetenschappelijke revolutie?

A

De wetenschappelijke revolutie.

61
Q

Welk beeld hadden de Europeanen van het heelal tot de 17de eeuw?

A

Dat de aarde het stilstaande middelpunt was en dat de zon, de maan en de planeten er omheen draaide.

62
Q

Wanneer moest Galilei voor de Inquisitie in Rome?

A

In 1632.

63
Q

Waarom moest Galilei voor de kerkelijke rechtbank verschijnen?

A

De nieuwe ideeën over dat het oude wereldbeeld niet klopten werden door hem in een boek gezet waarmee hij de spot dreef met de Paus.

64
Q

Wat was de wetenschappelijke revolutie?

A

Doorbraak van een wetenschappelijke manier van denken in de 17de eeuw.

65
Q

Wat was de nieuwe wetenschappelijke methode?

A

Systematisch waarnemen, experimenteren en daaruit conclusies trekken met behulp van logisch denken en wiskundige berekeningen.

66
Q

Waar geloofden Middeleeuwse geleerden in?

A

Dat god voortdurend ingreep in de natuur en dat de natuur een doel had.

67
Q

Wat zijn natuurwetten?

A

Beschrijving van een regelmatig verschijnsel in de natuur.

68
Q

Wat is het hoogte punt van de wetenschappelijke revolutie en door wie?

A

De ontdekking van zwaartekracht door Isaac Newton.

69
Q

Welk idee ontstond door de wetenschappelijke revolutie?

A

Dat wetenschap de mens moest helpen de natuur te beheersen en voorzichzelf te gebruiken.