1 De tijd van jagers en boeren Flashcards

1
Q

Wat is het kenmerkende aspect van 1.1 Het leven van jager-verzamelaars?

A

De levenswijze van jagers-verzamelaars.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de pre-historie?

A

De voorgeschiedenis waarvan geen schriftelijke bronnen van zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een ander woord voor de pre-historie?

A

Tijd van jagers en boeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer eindigde de tijd van jagers en boeren?

A

Omstreeks 3000 v.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is archeologie?

A

De wijze waardoor de bronnen uit de geschiedenis worden bestudeerd zoals potscherven en botresten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer zijn de de mensachtige ontstaan?

A

6 miljoen jaar geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer ontstonden de mensen?

A

2 miljoen jaar geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heetten de mensen die in groepen leefden?

A

Een samenleving van jagers-verzamelaars.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer begon de mens het vuur te gebruiken.

A

400.000 jaar geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uiteindelijk bleef 1 soort mens over. Hoe heette dit soort mens en wanneer ontstond die?

A

Homo sapiens (de denkende mens) en ontstondde 200.000 jaar geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer verspreide de mens zich over de hele wereld vanaf Afrika?

A

Vanaf 50.000 v.C. Eerst in Azië daarna Europa en Australië en als laatste naar Amerika.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer stierven andere mensen soorten uit en waarom?

A

30.000 v.C en de rede is onbekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat was de rolverdeling tussen mannen en vrouwen in de jagers verzamelaars samenleving?

A

De mannen waren bezig met de jacht omdat zij meer spierkracht hebben en nooit zwanger konden raken. Vrouwen zorgden voor de kinderen en verzamelde plantaardig voedsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn nomaden?

A

Mensen zonder vaste woonplaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat was de reden dat de jagers verzamelaars nomaden waren?

A

Als een gebied voldoende voedsel bood bleven zij er langer. Als alle bestaansmiddelen waren uitgeput dan trokken ze weer weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor werktuigen kregen de jagers verzamelaars na stenen.

A

Om te vissen een touw van plantenvezels en weerhaakjes van been. Ook een pijl en boog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waardoor konden ze in de ijstijd over Europa verspreiden?

A

Omdat ze kleding naaiden en tenten en hutten bouwden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat voor soort kunst werd door de jagersverzamelaars gemaakt?

Wat laat de prehistorische kunst zien?

A

Er werden vrouwenbeeldjes gemaakt en wandschilderingen.

Dat mensen gingen denken in symbolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het kenmerkende aspect van 1.2 De opkomst van de landbouw?

A

Het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenlevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer werd de landbouw ondekt en hoe?

A

Het werd rond 9000 v.C ondekt en het werd ondekt in het midden oosten doordat ze tarwekorrels en vruchten konden uitzaaien en planten waarna na een tijd weer nieuwe planten opkwamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij welke gewassen begon het zelf voedsel verbouwen?

A

Vijgen, gerst en verschillende soorten tarwe waarvan broden en koeken werden gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer ontstond de veeteelt en waaruit bestond dit?

A

Vanaf 8000 v.C, Eerst met geiten en schapen en later met varkens en runderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gingen de boeren in de jaren hierna verbouwen? Noem er 4.

A

Erwten, linzen, olijven en druiven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke ontwikkeling kreeg de landbouw 4000 v.C

A

Er werden voor het eerst paarden gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom was de landbouw een revolutie?

A

Omdat het de hele manier van leven veranderden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar begon de landbouw revolutie als eerst?

A

In een gebied ten oosten van de middellandse zee dat vanwege zijn vruchtbare vorm de halve maan word genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe verspreid de landbouw zich en waar?

A

Het verspreiden zich in Azië, Afrika en Europa.

28
Q

Hoe kunnen we het ontstaan van de landbouw verklaren?

A

Het klimaat veranderde doordat er in het midden-oosten een klimaat van zachte natte winters en warme droge zomers waarin granen en peulvruchten goed groeien.

29
Q

Hoe werden wilde planten gedomesticeerd?

A

Door bij het uitzaaien van planten varianten selecteren die het geschikst waren bijvoorbeeld omdat ze het lekkerst smaakten of het grootst waren.

30
Q

Wat was de ontwikkeling die gebeurde nadat mensen in het Midden-Oosten wilde dieren zoals zwijnen en runderen temden?

A

Dat het op den duur meer vlees opleverden dan wilde dieren. Dus mensen minder hoefden te jagen.

31
Q

Waarvoor werden gedomesticeerde dieren nog meer gebruikt?

A

Bewerking van het land.

32
Q

Wat voor samenleving ontstond er door de landbouwsamenleving?

A

De landbouwsamenleving (agrarische samenleving)

33
Q

Wat is een sedentaire levenswijze?

A

Leven op een vaste woonplaats.

34
Q

Waarom was deze agrarische samenleving autarkisch?

A

Ze woonden in huizen die ze bouwden bij hun akkers, weiden en boomgaarden. Daar voorzagen ze hun eigen levensonderhoud.

35
Q

Waarom werd in de landbouwsamenleving bezit belangrijk?

A

Omdat boeren steeds meer bezit kregen ook erfden ze het van hun ouders. Rijkere boeren gingen meer bepalen wat er gebeurd in het dorp en werden met meer respect behandeld.

36
Q

Waardoor kwamen er allemaal sociale ongelijkheden tussen mensen?

A

Sommige mensen lieten mensen voor hun werken andere mensen hadden geen bezit en werden zelf tot bezit gemaakt (slaaf).

37
Q

Waardoor kon je de sociale ongelijkheden aan hoe boeren hun doden begroeven zien?

A

Belangrijke families vereerden hun doden met gedenktekens zoals de hunebedden.

38
Q

Waarom vereerden prehistorische boeren hun voorouders?

A

Ze geloofden dat doden als geesten voortleefden die kwaad of geluk konden brengen. Ze gaven doden grafgiften mee voor hun bestaan in het hiernamaals.

39
Q

Wat is één natuurgodsdienst?

A

Godsdienst waarbij de krachten van de natuur worden vereerd.

40
Q

Waar bestonden de rituelen van de prehistorische boeren uit?

A

Offeren en dansen.

41
Q

Wat is het kenmerkende aspect van 1.3 De eerste steden?

A

Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.

42
Q

A Wat was rond 6500 v.C de grootste nederzetting en hoeveel inwoners had het?

B waarom werd deze nederzetting nog geen stad genoemd?

A

Çatalhöyük in Turkije met 10.000 inwoners. De inwoners leefden nog van landbouw en daarom was het nog geen stad.

43
Q

Wat is de definitie van een stad?

A

Een stad is een van het platteland afgescheiden plaats met veel bewoners waarvan de meeste geen boer zijn.

44
Q

A Waar ontstonden de eerste steden?

B hoe heette dit volk?

A

A In Irak bij de rivieren Eufraat en Tigris. In het gebied dat Mesopotamië wordt genoemd.

B De Soemeriërs.

45
Q

Wat was de grootste stad van omstreeks 3000 v.C en hoeveel inwoners had deze stad?

A

Uruk met 50.000 inwoners.

46
Q

A Waardoor ontstonden de eerste steden?

B welke samenleving ontstond toen?

A

A Doordat boeren meer voedsel produceerden dan ze nodig hadden. Dankzij dat overschot konden boeren andere voeden die niet meer van de landbouw leefden.

B De landbouwstedelijke samenleving.

47
Q

Waardoor onstond er een elite bij de Soemeriërs?

A

Om de landbouw te laten bloeien moesten ze ervoor zorgen dat de rivieren in her voorjaar niet overstroomden en het land in de hete droge zomers werd bevloeid hiervoor waren er dijken, dammen en kanalen nodig. Het bouwen hiervan moest worden georganiseerd daardoor kwam er een sociale bovenlaag de elite.

48
Q

Wat is nijverheid?

A

Het maken van producten.

49
Q

Wie hielden zich bezig met nijverheid in de steden?

A

Timmerlieden, pottenbakkers en andere vakmensen gespecialiseerd in een ambacht.

50
Q

Welke meer gespecialiseerde beroepen ontstonden er in de steden?

A

Militairen, priesters, ambtenaren en handelaren.

51
Q

Waar werden steden afhankelijk van?

A

Van handel.

52
Q

Wat was de belangrijkste markt in het Perzische golfgebied?

A

Het eiland Dilmu waar goederen werden aangevoerd, verkocht en doorgevoerd.

53
Q

Wat waren de politieke ontwikkelingen in de Soemerische steden?

A

Uit de elite in de Soemerische steden kwam een leider naar voren (vorst) die rekening hield met een adviesraad van aanzienlijke mannen. De rest van de bevolking bestond uit onderdanen die de regering moest gehoorzamen.

54
Q

Wanneer kwam Egypte onder 1 leider te staan?

A

Omstreeks 3000 v.C

55
Q

Wat zijn stadstaten?

A

Bestaand uit een stad en het omliggende land. In deze stadstaten was de koning ook vaak de opperpriester.

56
Q

Waardoor werd het gezag van de koning die opperpriester was versterkt?

A

Omdat hij in nauw contact stond met de goden.

57
Q

Wie stonden onderaan de sociale hiërarchie? (Rangorde)

A

Slaven en boeren.

58
Q

Wat moesten boeren doen met hun stuk land van de koning?

A

Ze moesten hun oogst afstaan aan de staat als belasting zodat de overheid die kon geven aan ambtenaren, militairen en priesters.

59
Q

Van welke nieuwe technieken maakten de Soemeriërs gebruik? Noem er 3.

A

Werktuigen zoals het wiel, strijdwagens en nieuwe materialen zoals brons waarvan wapens en beelden werden gemaakt.

60
Q

Wat is een polytheïstische godsdienst?

A

Een godsdienst met veel goden.

61
Q

Wat was de mythe van de Soemeriërs over de mens?

A

Dat de goden de mens had gemaakt uit klei.

62
Q

Wanneer vonden de Soemeriërs het schrift uit?

A

In de jaren 3300-2900 v.C.

63
Q

Waarom is er zoveel over de Soemerische godsdienst bekend?

A

Omdat er veel teksten en afbeeldingen bewaard zijn gebleven.

64
Q

Waardoor was het schrift uitgevonden?

A

Het was een gevolg van de ingewikkelde organisatie die nodig was om de steden te besturen.

65
Q

Waarom werd het schrift van de Soemeriërs spijker schrift genoemd?

A

Omdat de tekens op spijkers leken.

66
Q

Wanneer spreken we van een beschadiging inplaats van een landbouwstedelijke samenleving?

A

Als het schrift hoog genoeg is ontwikkeld.