Tijdvak 6 Flashcards
Absolutisme
Een regeringsvorm waarin de koning alle macht heeft en zelf boven de wet staat
Burgerlijke cultuur
Een cultuur die wordt bepaald door burgers (en niet door hof, adel of kerk).
Droit divin
Het goddelijk recht op grond waarvan de koning met absolute macht regeert.
Empirisme
De overtuiging dat je de werkelijkheid het beste leert kennen door waarneming via de zintuigen en door experimenteren.
Generaliteitslanden
Gebieden in de Republiek die in de 17e eeuw op de Spanjaarden veroverd waren en bestuurd werden door de Staten-Generaal (Noord-Brabant, Zeeuws-Vlaanderen en delen van Limburg).
Gewetensvrijheid
Recht om te geloven wat je wil.
Handelskapitalisme
Economisch systeem waarin ondernemers goederen verhandelen om daarmee winst te maken.
Hofcultuur
Een cultuur die wordt bepaald door de vorst en zijn adellijke hof.
Mechanistisch wereldbeeld
Een kijk op God en de wereld die ervan uitgaat dat de werkelijkheid is te vergelijken met een machine (mechaniek) die door God in werking is gezet en daarna zelfstandig functioneert volgens natuurwetten. Volgens deze visie speelt God geen rol meer in het verloop van de dagelijkse gebeurtenissen op aarde.
Mercantilisme
De economische leer volgens welke de staat de eigen economie kan stimuleren door de export te bevorderen en de import te beperken.
Monopolie
Alleenrecht
Raadpensionaris
In de tijd van de Republiek een hoge ambtenaar van het gewest Holland, die namens de gehele Republiek de buitenlandse zaken deed.
Rationalisme
De overtuiging dat logisch en verstandelijk redeneren de zuiverste bron van kennis is.
Regent
Lid van de groep rijke burgers die de Republiek bestuurden.
Soevereiniteit
De hoogste macht in de staat.