Thema 6 bevorderende factoren voor arbeid en gezondheid Flashcards
Bevorderende factoren voor arbeid en gezondheid
Werknemers die vanuit passie en intrinsieke motivatie werken in een omgeving die voldoende uitdaging en mogelijkheden biedt om sterke kanten verder te ontwikkelen, leveren betere prestaties. Het realiseren van zo’n werkomgeving is niet eenvoudig.
Uit eerdere thema’s blijkt dat er allerlei factoren zijn die een bedreiging kunnen vormen voor een gezonde werkomgeving. Werknemers die bijvoorbeeld chronische werkstress ervaren, weinig voldoening halen uit het werk, gebukt gaan onder kritiek of pesterijen, of zich niet verbonden voelen met collega’s, gaan minder presteren en lopen het risico om gezondheidsklachten te ontwikkelen.
Gelukkig is er steeds meer aandacht voor het bevorderen van een vitale werkomgeving. Steeds meer organisaties zetten in op duurzame inzetbaarheid, succesvol ouder worden en vitaliteit. Steeds vaker worden daarbij inzichten uit het wetenschappelijk onderzoek vertaald naar de werkplek.
Werknemers worden vitaler door een werkomgeving die veilig voelt, waar ruimte is voor persoonlijke ontwikkeling, het bespreken en benutten van de sterke kanten en waar tijd wordt gegeven om na een piekbelasting te herstellen. Meer aandacht voor ontspanning, beweging, gezonde voeding, verbinding en verantwoordelijkheid voor elkaar betaalt zich terug. Jij als psycholoog kunt vanuit verschillende functies zoals coach, loopbaanbegeleider, arbopsycholoog bijdragen aan het versterken van de vitaliteit van werknemers.
duurzame inzetbaarheid
Duurzame inzetbaarheid wordt gedefinieerd als het doorlopend beschikken over daadwerkelijk realiseerbare mogelijkheden en voorwaarden om te kunnen (blijven) functioneren in het huidige en toekomstige werk, met behoud van gezondheid en welzijn.
Vanuit functies zoals coach, trainer, loopbaanbegeleider of arbeidspsycholoog kun je bijdragen aan een positieve werkomgeving waarin werknemers blijvend uitgedaagd worden om het beste uit zichzelf te halen. Als trainer kun je een team en een leidinggevende inspireren en uitdagen om bij te dragen aan duurzame inzetbaarheid en succesvol ouder worden. Inzicht in de factoren die bijdragen aan succesvol ouder worden en in de methoden die gebruikt worden om deze factoren te versterken, bieden daarbij waardevolle handvatten.
oudere werknemers zullen duurzaam inzetbaar moeten blijven op de arbeidsmarkt
-om het pensioenstelsel betaalbaar te houden
-om verlies van waardevolle kennis en ervaring door de uittreding van babyboomers tegen te gaan.
succesvol ouder worden op het werk!!
het proactief behoud of adaptief herstel (na verlies) naar hoge(re)niveaus van (subjectieve) gezondheid, werkvermogen en motivatie om door te werken en tegelijkertijd een fit houden met de werkomgeving.
duurzame inzetbaarheid!!
het doorlopend beschikken over daadwerkelijke reliseerbare mogelijkheden en voorwaarden om te kunnen (blijven) functioneren in het huidige en toekomstige werk, met behoud van gezondheid en welzijn
Begint met een context die gekarakteriseerd zou moeten zijn door een gezonde werkomgeving en een stimulerende leidinggevende. Daarnaast ook attitude en motivatie van de individuele werknemer om de mogelijkheden en de voorwaarden ook te benutten.
De sociaal economische raad SER stelt dat duurzame inzetbaarheid bestaat uit:
-vitaliteit: energiek, veerkrachtig , fit en onvermoeibaar kunnen doorwerken met een groot doorzettingsvermogen.
-werkvermogen: de mate waarin men fysiek, psychisch en sociaal in staat is om te werken.
-employability: het vermogen om nu en in de toekomst verschillende werkzaamheden en functies adequaat te kunnen blijven vervullen, zowel in de eigen organisatie als in een ander bedrijf of sector.
-werkvermogen
-employability
De definitie van van der Heijde (2006) omvat ook het vermogen om, indien nodig werk te creëren door het optimaal gebruiken van competenties. Er worden 5 dimensies in de operationalisatie van employability onderscheiden:
*beroepsexpertise: domeinspecifieke kennis en vaardigheden
*anticipatie en optimalisering: creatief voorbereiden op toekomstige werkveranderingen.
*persoonlijke flexibiliteit: vermogen zich aan te passen op de interne en externe arbeidsmarkt, zonder directe betreking op het huidige functiedomein
*organisatiesensitiviteit: vermogen in diverse sociale verbanden te participeren en presteren.
*balans: compromis kunnen vinden tussen belangen werkgever en belangen werknemer.
welzijn en arbeidsparticipatie van ouderen
de grotere meerderheid van werknemers stopt voor de wettelijke pensioenleeftijd en velen willen ook niet werken na hun 65e of ouder.
Oudere werknemers verzuimen langer en hebben meer psychische problemen.
De negatieve gevolgen van deze ontwikkelingen zijn moeilijk op te vangen gezien de lagere instroom van jongeren op de arbeidsmarkt. duurzame inzetbaarheid van ouderen is hierdoor een belangrijk maatschappelijk vraagstuk dat ook internationaal op de agenda staat.
leeftijdsgerelateerde veranderingen in belastbaarheid
*oudere werknemers hebben gemiddeld een rlatief lagere duurzame inzetbaarheid dan jongere werknemers. ouderen rapporteren minder fysieke reserves en ervaren eerde een afname in vaardigheden die met vloeiende cognitieve vermogens samenhangen, hebben een groter risico op chronische gezondheidsproblemen, een relatief lager werkvermogen en een lagere motivatie om door te werken als de pensioenleeftijd in zicht is.
*er is evenwel grote diversiteit in de groep van oudere werknemers. bovenstaande blijkt vooral op te gaan voor oudere werknemers die lager opgeleid zijn, vrouwen en allochtonen.
*een positieve trend is dat grotendeels automatische, op kennis gebaseerde en gekristaliseerde cognitieve vaardigheden (bvb verbale vaardigheden) toenemen tot het 65e levensjaar.
Scripts, cognitieve tructuren die het geheugen sturen, maken het mogelijk bepaalde taken min of meer automatisch af te handelen.
*oudere werknemrs zijn relatief meer tevreden met hun werk dan hun jongere collega’s
operationalisatie ouder worden op het werk, de kenmerkende aspecten van ouder worden zijn:
stabiliteit vs verandering:
iemands persoonlijkheid blijft redelijk stabiel, maar de duurzame inzetbaarheid kan zowel negatief als positief veranderen over tijd.
als veranderingen normatief zijn, wil dat zeggen dat ze opgaan voor vele werknemers van die leeftijd, maar niet normatieve veranderingen zijn eerder toevallig.
door de eigenschappen van ouder worden en de steeds meer gevarieerde arbeidsmarkt, is er ook meer diversiteit in duurzame inzetbaarheid, werk en werkattitudes binnen de groep ouderen die actief zijn op de arbeidsmarkt. diversiteit komt voort uit ieders unieke interactie van biologische, psychische en sociaal culturele factoren.
interne (subjectieve) veranderingen worden onderscheiden van veranderingen die pas betekenis krijgen in een sociale context (externe verandering). Veranderingen kunnen verder meer of minder zichtbaar zijn.
Ouder worden loopt niet voor iedereen op dezelfde manier, cognitieve, psychologische, sociale, fysieke en maatschappelijke veranderingen.
Men moet in het werk in staat zijn proactief met deze vernaderingen om te gaan.
andere manieren dan de ‘chronologische leeftijd’ om naar ouder worden te kijken zijn:
*organisatieleeftijd op prestatieleeftijd: de mate waarin iemand zich heefto ontwikkeld tot een bepaald punt in de loopbaan.
*psychosociale leetijd: percepties die mensen zelf, en hun omgeving, hebben van hoe oud of jong men is.
*functionele leeftijd: heeft betreking op fysieke en cognitieve veranderingen.
*leefsituatieleeftijd: nav betekenisvole levensloopveranderingen
leeftijdsverschillen in belastbaarheid en belasting
levenslooptheorieën kunnen leeftijdsverschillen in duurzame inzetbaarheid verklaren, deze richten zich op leeftjdsveranderingen in het functioneren en beschrijven de psychologische effecten die ouder worden met zich meebrengen. Volgens levenslooptheorieën hebben ouderen te maken met natuurlijke verliezen (bvb afname fysieke vermogens) en zullen zij streven naar het voorkomen van verdere verliezen en het behoud van hun beschikbare hulpbronnen en niveau van functioneren.
Om duurzaam inzetbaar te blijven, zulen ouderen meer compensatiegedrag vertonen of zoeken naar andere mogelijkheden om hun controle gevoel en zelfconcept te behouden.
selection, optimization with compensation model (Baltes)SOC theorie
selectie bvb focus op bepaalde taken
optimalisatie bvb ergonomische aanpassingen
compensatie bvb meer tijd nemen voor een taak
socio-emotione;le selectiviteitstheorie (Carstensen)
Het tijdsperspectief is een belangrijke factor die samenhangt met leeftijd en doelgericht gedrag.
Mensen ondergaan een verandering in waargenomen tijdsperspectief naarmate zij ouder worden en zullen daarom doelen nastreven die passen bij dat waargenomen tijdsperspectief
*jongere mensen met een ‘open’ tijdsperspectief (tijd vanaf geboorte) zullen eerder worden gemotiveerd door lange termijn kennis en groeidoelen.
*ouderen met een ‘gesloten’ tijdsperspectief (tijd tot de dood) zullen meer door korte termijn en emotiegerelateerde doelen gemotiveerd worden.
relation demography
onderzoek toont dat ouderen die rapporteren aan een jongere leidinggevende negatiever worden beoordeeld wat betreft hun competenties en toekomstige inzetbaarheid vergeleken met hun jongere collega’s. De status-incongruentie (chef is jonger dan werknemer) leidt to slechtere beoordelingen.
push en pull factoren
vroegtijdig vertrek van oudere werknemrs is vaak het gevolg van een ongewenst proces met simultaan verschillende onderliggende oorzaken
*push factoren zijn negatieve aspecten die ervoor zorgen dat mensen een negatief oordeel over hun werk vormen, bvb conflicten, slechte relatie met leidinggevende.
*pull factoren zijn aantrekkelijke interne of externe prikkels die extra hulpbronnen kunnen opleveren voor oudere werknemers om hun veerkracht te optimaliseren en de belastbaarheid en duurzame inzetbaarheid op het werk te falliciteren.
De uitdaging van succesvol ouder worden op het werk ligt in het effectief reguleren van de in en externe push factoren en een actieve bevordering van de pull-factoren, zodat extra verliezen in termen van belastbaarheid en inzetbaarheid voorkomen kunnen worden.
interventies om duurzame inzetbaarheid van ouderen te bvorderen.
verschil in focus:
-curatie: verhogen van inzetbaarheid, bvb bij gezondheidsklachten of verzuim
-preventie: voorkomen van verminderde inzetbaarheid
-amplitie: het bevorderen van positieve indicatoren van duurzame inzetbaarheid van ouderen, bvb gezondheid, welbevinden, bevlogenheid.
Daarnaast kunnen interventies gericht zijn op:
-kenmerken van de werknemr, bvb gezondheid, werkvermogen, aanpassingen in werk.
-kenmerken van de werkgever, bvb targets of bonussen voor werkgevers om ouderen aan te stellen.
-een combinatie van beide.
Brouwers (2012) deelt toegepaste interventies in volgens 3 invalshoeken;
- loopbaanbeleid
Behoud van flexibiliteit en inzetbaarheid voor organisatie op alle mogelijke manieren: bvb interne mobilitiet, functioneringsgesprekken, opleidingen,….
- arbeidsomstandigheden (incl. gezondheidsbeleid)
Accent op aanpassingen in de belasting van de werknemr en tegelijk op het vergroten van de belastbaarheid van de medewerkers, bvb deeltijdpensioen. Volgende werkaspecten hebben invloed op de motivatie van ouderen:
-aanbieden van intrinsiek motiverend werk
-HR instrumenten die functioneren op eigen niveau mogelijk maken, bvb glijtijd
-vervulde psychologische cntracten, bvb werkafspraken op maat.
- arbeidsvoorwaarden
Maatregelen of acties op macro niveau die aanpassingen in beleid betekenen waardoor meer mogelijkheden worden geboden, of die ingrijpen op het type arbeid dat kan geboden worden, bvb overbruggingsbanen, bonussen,…..
Veel onderzoekers benadrukken het belang van een integrale benadering in het beïnvloeden van de duurzame inzetbaarheid van oudre werknemrs, waarbij zowel een werknemers- als eenwerkgeversperspectief gehanteerd wordt om de diverse belangen te integreren in een nieuwe aanpak. Men pleit verder tegen een leeftijdsbewust en voor een loopbaanbewust personeelsbeleid.
Welke stakeholders zijn bij duurzame inzetbaarheid betrokken volgens professor de Lange en wat zijn hun verantwoordelijkheden? Enorme wisselwerking
werknemers
Stakeholders
Verantwoordelijkheden
inzetbaar blijven nu en in de toekomst: nadenken over eigen loopbaanstappen en eigen vitaliteit
zorgdragen voor goede arbeidsvoorwaarden, een goed werkklimaat en goed werkgeverschap laten zien
bepaalt de verschillen tussen sectoren als het gaat om regelgeving, hoogte van de transitiebudgetten etc.
Professor de Lange legt uit dat duurzame inzetbaarheid een containerbegrip is. Welke componenten van duurzame inzetbaarheid onderscheidt professor de Lange om dit concept meetbaar te maken en concreet inhoud te geven? Geef bij elk begrip een korte toelichting die je kunt vinden in het tekstboek.
Het beste is met vragenlijsten deze wisselwerking te meten.
*werkvermogen: de mate waarin iemand fysiek, psychisch en sociaal in staat is om te werken
*employability: het vermogen om verschillende functies en taken nu en in de toekomst adequaat te blijven vervullen
*vitaliteit: energiek, veerkrachtig, fit en onvermoeibaar door kunnen werken met een groot doorzettingsvermogen
Welke componenten van duurzame inzetbaarheid worden genoemd in het tekstboek?
vitaliteit, werkvermogen en employability (SER, 2009)
#het optimaal gebruiken van competenties; employability bestaat hierbij uit de dimensies beroepsexpertise, anticipatie en optimalisatie, persoonlijke flexibiliteit, organisatiesensitiviteit en balans (van der Heijde en van der Heijden, 2006)
#behoud en herstel van (subjectieve) gezondheid, werkvermogen en motivatie en een fit houden met de werkomgeving (de Lange en van der Heijden, 2016).
#functioneren in het werk met behoud van gezondheid en welzijn (van der Klink et al., 2011).
Voor werkenden die hetzelfde werk blijven doen, is het belangrijk om gemotiveerd te blijven, om de mogelijkheid te krijgen verder te groeien en dat hun ambities ondersteund worden. Welke motiverende vragen kan een leidinggevende stellen om een werknemer te ondersteunen in zijn of haar ambities? Wat zou jij de leidinggevende vanuit jouw functie van vitaliteitscoach adviseren?
Herstel en ontwikkeling zijn beide belangrijk!
Leidinggevenden kunnen onderstaande vragen gebruiken:
Welke ambities heb je in je werk?
Wat zijn je sterke kanten en hoe zou je die in je huidige werk graag verder willen ontwikkelen?
Welke ondersteuning wens je daarbij?
Hoe zou je dit concreet inhoud kunnen geven in je huidige functie?
Wat zou je graag willen bereiken in de komende vijf jaar?
Welke negatieve veranderingen laat onderzoek zien bij ouder wordende werknemers?
-hogere verzuimcijfers
-een hogere kans op chronische gezondheidsproblemen
-meer psychische klachten
-een vermindering van vaardigheden die samenhangen met het vloeiende cognitieve vermogen
-een lagere employability
-een vermindering van werkvermogen
-een lagere motivatie om te werken tot aan de pensionleeftijd
Beschrijf wat wordt verstaan onder de vier verdiepingen van het huis van werkvermogen? Waar staat het trappenhuis symbool voor en wat betekent het balkon op de tweede verdieping?
De dimensie gezondheid bevindt zich op de begane grond en staat symbool voor de basis van een goed werkvermogen. Onder gezondheid wordt verstaan de lichamelijke en psychische gezondheid.
#De eerste verdieping staat voor adequate competenties, vaardigheden en kennis. Deze zijn een voorwaarde voor het goed kunnen functioneren van de begane grond. Met behulp van de eerste verdieping (competenties) kan de begane grond (een goede gezondheid) dus bijdragen aan het werkvermogen.
#De tweede verdieping staat voor de sociale en morele normen en waarden, de houding van medewerkers. Het gaat hier bijvoorbeeld om waardigheid, respect, waardering, rechtvaardigheid, maar ook om het arbeidsethos: binding met de organisatie, motivatie en betrokkenheid.
#De derde verdieping staat voor de werkomstandigheden, inhoud en eisen, de sociale werkomgeving en de organisatie. Het management en de leidinggevenden nemen een belangrijke positie in omdat zij het werkvermogen van hun medewerkers beïnvloeden.
#De verdiepingen zijn verbonden met een trappenhuis. Daarmee wordt aangegeven dat de verdiepingen een relatie met elkaar hebben en dat de factoren, die op de verdiepingen te vinden zijn, elkaar beïnvloeden.
#Op de tweede verdieping is ook een balkon. Ook factoren buiten de werkomgeving hebben namelijk een directe of indirecte invloed op werkvermogen zoals familie, vrienden en bekenden, maar ook factoren binnen de bredere sociale en politieke omgeving.
de determinanten van werkvermogen in de werkscan uit het huis van werkvermogen zijn
gezondheid
leefstijl
werk
werk-prive balans
scholing/opleiding
loopbaanontwikkeling
loopbaanmobiliteit
zelfredzaamheid
Hoe beschrijft professor de Lange in het interview de push- en pullfactoren? Welke concrete voorbeelden noemt ze van pushfactoren bij oudere werknemers?
Pushfactoren duwen je weg van het werk en zijn negatief. Pullfactoren zijn positief en trekken je in het werk.
Voorbeelden van pushfactoren zijn: ouderenklimaat in een bedrijf dat wordt gekenmerkt door stereotypering, leeftijdsdiscriminatie, en fysiek en mentaal zwaar werk met weinig herstel mogelijkheden.
Welke voorbeelden noemt professor de Lange om de pushfactoren over negatieve beeldvorming van ouderen in een team te verminderen?
Enkele voordbeelden voor het verminderen van pushfactoren over negatieve beeldvorming van ouderen zijn
*het bespreekbaar maken van de vooroordelen door een leidinggevende of in een team.
*het reflecteren op de gevolgen van negatieve beeldvorming.
het door werknemers laten benoemen wat ze nodig hebben om succesvol te blijven werken.
*het benoemen van positieve voorbeelden van de inbreng van ouderen.
*het inzetten van ambassadeurs die een positief beeld kunnen laten zien van wat de meerwaarde is van oudere werknemers.
*het opnemen van een integrale aanpak van succesvol ouder worden in het beleid van een organisatie.
*Ook de media kan een rol spelen in de beeldvorming over positieve voorbeelden.
Wat kan een leidinggevende doen om de duurzame inzetbaarheid (motivatie, employability, veerkracht en werkvermogen) van werknemers te versterken? Gebruik voor het beantwoorden van deze vraag het tekstboek (pp. 425-431) en bekijk het laatste deel (vanaf 14.22 min) van de presentatie van Aukje Nauta, hoogleraar en eigenaar van het adviesbureau factor 5.
Om de duurzame inzetbaarheid van werknemers te versterken, kan een leidinggevende:
*ruimte geven om te leren (aandacht hebben voor loopbaanbeleid).
*intrinsiek motiverend werk aanbieden.
*zorgen voor flexibele werktijden, verlofregelingen en kinderopvang.
*creativiteit stimuleren door autonomie/ vrije ruimte te bieden: niet voorschrijven wat medewerkers moeten doen.
*medewerkers betrekken bij de koers van het bedrijf.
*verbinding aangaan met de medewerkers door een goed gesprek (oprecht luisteren).
Welke definitie geeft professor de Lange in het interview over succesvol ouder worden?
Succesvol ouder worden is het proactief of adaptief herstel (na periodes van verlies) naar hoge(re) niveaus van subjectieve gezondheid, werkvermogen en motivatie om door te werken en tegelijkertijd een fit te houden met de werkomgeving.
Succesvol ouder worden is het proactief of adaptief herstel (na periodes van verlies) naar hogere niveaus van subjectieve gezondheid, werkvermogen en motivatie om door te werken en tegelijkertijd een fit te houden met de werkomgeving.
Succesvol verwijst niet naar een prestatieladder. Het gaat om wat je ontwikkelt vanuit je eigen vermogens. Ook chronisch zieken kunnen succesvol ouder worden door ze positief te benaderen en te kijken naar mogelijkheden. Succesvol ouder worden is dus een subjectief concept en niet normatief bedoeld.
Net zoals positieve gezondheid bij geneeskunde
Welke positieve veranderingen van succesvol ouder worden in intra- en interpersoonlijke groei worden genoemd?
+intrapersoonlijke groei: zelfregulatie, ervaring, gekristalliseerde intelligentie
+interpersoonlijke groei: senioriteit, autonomie, deskundigheid in ogen van anderen
Volgens het Selection, Optimization with Compensation-model uit de levensloopliteratuur van Baltes et al. (2019) is succesvol ouder worden mogelijk door gebruik te maken van de juiste strategieën op drie domeinen. Welke domeinen zijn dit? Geef een voorbeeld bij elke strategie.
Succesvol ouder worden wordt mogelijk door de juiste strategieën te kiezen wat betreft
selectie – ‘ik focus op specifieke werktaken’.
optimalisatie – ‘ik zorg voor ergonomische aanpassingen in mijn werksetting’.
compensatie – ‘ik neem meer tijd voor deze cognitieve taak’.
Zelfregulerend en proactief en adaptief gedrag (middels jobcrafting) is een belangrijke factor voor succesvol ouder worden. Vanuit jouw functie als vitaliteitscoach heb je verschillende methoden die je kunt gebruiken om het zelfregulerend vermogen van werknemers te versterken. Welke methoden worden er in het artikel van de Lange en Kooij (2019) genoemd?
methoden om het zelfregulerend vermogen van werknemers te versterken:
jobcrafting
het vergroten van persoonlijke hulpbronnen, zoals gezondheid door een vitaliteitsinterventie (Strijk, Proper, Van der Beek & Van Mechelen, 2012) of door een gezondheidsbevorderende interventie (Hughes, Seymour, Campbell, Shaw, Fabiyi & Sokas, 2011).
het aanbieden van bepaalde hrm-instrumenten zoals baanrotatie, flexibele taken, breed gedefinieerde banen, gedecentraliseerde besluitvorming, suggestie systeem en goede informatievoorziening (Vandenberg, Richardson, & Eastman, 1999).
Leidinggevenden spelen ook een belangrijke rol door bijvoorbeeld participatief leiderschap en door hun werknemers meer autonomie te geven (Den Hartog & Belschak, 2012).
Geef concrete voorbeelden van vragen die je als vitaliteitscoach aan werknemers kunt stellen op individueel, taak-, organisatie en macroniveau. Deze vragen en het daaraan gekoppelde gesprek hebben als doel om de zelfregulatie van succesvol ouder worden te versterken. Gebruik het tekstboek (vanaf p. 424) en denk na over passende vragen die bijdragen aan het versterken van het zelfreflectiefvermogen van werknemers.
individueel niveau: Wat wil ik in de komende 10 jaar bereiken? Waar liggen mijn sterke kanten en hoe kan ik deze binnen de organisatie nog beter benutten? Welke keuzes zou ik graag willen maken in mijn taken?
taakniveau: Welke taakeisen kosten me veel energie en leveren me weinig voldoening op? Van welke taakeisen krijg ik energie? Wat heb ik nodig aan ondersteuning van mijn leidinggevende en/of mijn collega’s? Op welk moment zou ik deze vragen bespreekbaar kunnen maken?
organisatieniveau: Hoe kan ik mijn wensen en/of mogelijke problemen het beste met mijn leidinggevende bespreken? Wat zijn mogelijke drempels die ik ervaar om naar mijn leidinggevende te gaan? Wat kan het me opleveren en welke negatieve effecten kunnen mijn vragen hebben?
macroniveau: Wat zijn de verwachtingen over de economische ontwikkelingen en welke invloed gaan deze hebben op de organisatie waarin ik werk? Wat betekent dit voor het voortbestaan van mijn baan of voor mogelijke aanpassingen die van mij worden geëist? Hoe sta ik hier zelf in en wat zijn mogelijke alternatieven voor mij?
OCB organisational citizen behaviour, prosociaal gedrag, anderen helpen, doe je als je je ontremd en vrij voelt, meeste mensen zijn prosociaal, factoren:
1 (competentie)ruimte om te leren, spelen, werken is leren bvb google time
2 (vrijheid) taakautonomie regelmogelijkheden daardoor nemen ze verantwoordelijkheid
3 (verbinding) door goed gesprek, conflicten hanteren spanningsvelden oplossen. een i-deal
4 mensen betrekken koers bedrijf wederkerigheid liefde
werkvermogen
meet of werkende psychisch fysiek en sociaal in staat zijn om nu en in de toekomst te werken. scores worden verdeeld als slecht matig goed uitstekend
Steeds meer werknemers zijn aan het werk van 55+. Hun werkvermogen is over het algemeen goed te noemen.
Er is in de benchmark sprake van een healthy worker effect: de groep 65+geeft een positief afwijkende score in werkvermogen in vergelijking met de groep 55-64 jaar.
succesvol ouder worden op het werk definitie van de WHO
‘The process of developing and maintaining the functional ability that enables welbeing in older age. Functional ability is determined by the person’s intrinsic capacity (the combination of all the individual’s physical and mental capacities), relevant environmental factors, the interaction between those two’
Een ouder model van Rowe en Kahn (1987) legde geen directe focus op werk en focuste meer op de laatste levensloop. Succesvol ouder worden was dan:
-het voorkomen van ziekte en beperkingen
-actief blijven via betaalde en onbetaalde activiteiten
-een hoog niveau aanhouden van cognitief en fysiek vermogen
proactief nastreven positieve gezondheid –>stabiel hoog of ontwikkeling naar hoger niveau van cognitief, mentaal, sociaal en fysiek functioneren–>actief in betaalde of onbetaalde arbeid–> zingevend toekomstperspectief
huidige theorieën zien succesvol ouder worden op het werk als het positief omgaan met zowel positieve als negatieve veranderingen van zowel intrapersoonlijke als interpersoonlijke aard.
intern verlies: fysieke reserves en vermogens, vloeiende intelligentie
intern groei: emotie- en zelfregulatie, ervaring gekristalliseerde intelligentie
extern verlies: carriere kansen negatieve stereotypering
extern groei: senioriteit, autonomie, deskundigheid in ogen anderen
De use-it-or-lose it hypothese is relevant in relatie tot de ontwikkeling van cognitieve vermogens over tijd:
cognitief vermogen wordt beïnvloedt door het niveau van activiteit, veel gebruik maken van verschillende cognitieve vaardigheden over tijd leidt tot gedifferentieerde preservatie.
Een cognitief stimulerende werkomgeving kan een preventief instrument zijn in het behouden en verder ontwikkelen van cognitieve vermogens.
positief ontwikkelen over tijd via een positief perspectief
ouderen passen strategieën toe om om te gaan met leeftijdsgerelateerde veranderingen:
*selectie en compensatie, bvb delegeren van taken, verminderen van doelen, gebruiken van hulpmiddelen.
*zelfregulatie dmv jobcrafting: het op eigen inititatief aanpassen van de baan aan de eigen motieven en capaciteiten. Men onderscheidt ‘interesse craften’ en ‘sterke punten craften’
evidence based interventies voor succesvol ouder worden op het werk
onderzoek toont aan dat met name hulpbronnen zoals autotonomie, sociale steun, feedback en leiderschap, maar ook HRM instrumenten zoals gezondheidspromotie en loopbaanbegeleiding bijdragen aan succesvol ouder worden op het werk.
Een aantal interventies faciliteren bovendien zelfregulerend gedrag, bvb job-crafting workshops.
Organisaties kunnen zelfregulatie ook stimuleren door bvb baanrotatie, flexibele taken, breed gedefinieerde banen, gedecentraliseerde besluitvorming, .. aan te bieden aan oudere werknemers, dit bevordert proactief gedrag.
Ook leidinggevende kunnen door bvb participatief leiderschap te tonen of hun werknemers autonomie te geven, bijdragen aan het stimuleren van zelfregulerend gedrag.
Het is bekangrijk een positief levensloop psychologisch perspectief op zelfmanagent en succesvol ouder worden op het werk te hanteren.
Gedurende de levensloop is steeds meer zelfmanagement nodig om inzetbaar te blijven in een snel veranderende arbeidsmarkt:
zelfmanagement/ human agency de definties;
*Thoresen en Mahoney (1974) benadrukken psychologische concepten zoals zelfbewustzijn, zelf ananlyse, zelfcontrole, aandachts en keuze processen.
*Detaille (2012) legt meer nadruk op gedragsdomeinen die mensen wel of niet kunnen controleren, zoals gezondheidsgedrag leren en ontwikkelen.
*Lorig en Holman (2003) onderscheiden volgende zelfmanagement taken:
-problemen of uitdagingen selecteren en acties opstellen
-beslissingen nemen
-hulpbronnen onderhouden en toepassen
-interpersoonlijke relaties aangaan en onderhouden
-acties opvolgen en volhouden