Thema 5 Basisstof 4 Flashcards

1
Q

Noem de voedingstoffen op.

A
Eiwitten,
Koolydraten,
Vetten,
Vitamines,
Mineralen,
Water.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functie van eiwitten.

A

Bouwstoffen en brandstoffen.

*kunnen niet als reservestoffen dienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functie van koolhydraten.

A

Brandstoffen,bouwstoffen,reservestoffen.

*voorbeeld:glucose,zetmeel en suikers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functie van vetten.

A

Brandstoffen,bouwstoffen,reservestoffen.

  • verzadigde vetten dient als brandstof,
  • Onverzadigde vetten dient als bouwstof.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functie van water

A

Bouwstof,belangrijk voor het vervoeren van stoffen in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Functie van mineralen.

A

Bouwstoffen,beschermende stoffen.

*voorbeelden is calcium en ijzerzouten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Functie van vitamines.

A

Bouwstoffen en beschermende stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij koolhydraten

A

Een opgenomen deel wordt omgezet in glycogeen.

Glycogeen is een reservestof die wordt opgeslaagt in de lever en de spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij te veel vetten

A

Wordt het aangenomen vet opgeslaagd onder de huid waardoor je dikker wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly