thema 5 Flashcards

1
Q

soort

A

morfologisch sterk op elkaar lijken
onderling kunnen voortplanten + vruchtbare nakomelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

paleontologie

A

wetenschap van de fosielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gidsfossielen

A

fossiele soorten die kenmerkend zijn voor een bepaalde geologische periode
- grote verspreiding
- korte levensperiode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

continue reeksen

A

fossielen van bepaalde dierensoorten die van oud naar jong gerangschikt worden geven een geleidelijke overgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

overgangsvormen

A

fossielen die kenmerken van 2 diergroepen verenigen (tussenschakels ?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Archaeopteryx

A

bekendste fossiel, heeft zowel kenmerken van een vogel als reptiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cladogram

A

hoe minder vertakkinspunten hoe nauwer verwant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gelijkenissen tussen primaten

A
  • groot brein
  • ogen die recht vooruit kijken
  • opponeerbare duim
  • nagels i.p.v klauwen
  • relatief lange zwangerschap
  • maar een jong te gelijk (lang afhankelijk vn ouders)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beschrijf schedel chimpansee

A

Langgerekte schedel
Klein hersenvolume
Wenkbrauwbogen
Vooruitstekende snuit
U-vormige onder- en bovenkaak
Grote hoektanden
Achterhoofdsopening sterk naar achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beschrijf schedel mens

A

Langgerekte schedel
Klein hersenvolume
Wenkbrauwbogen
Vooruitstekende snuit
U-vormige onder- en bovenkaak
Grote hoektanden
Achterhoofdsopening sterk naar achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

superfamilie van de mens

A

homonoidea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

homonisatie (stappen)

A
  1. rechtoplopen
  2. werktuigen + vuur
  3. theory of mind (hersenvolume groeit => samenleving)
  4. ontwikkeling van taal
  5. cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2 geslachten van mensachtigen

A

austrlopithecus
homo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

australopithecus afarensis

A

Ongeveer 3,8 tot 2,9 Ma geleden
Ethiopië
+/- 1,10 m
Schedelinhoud ca. 400 cc
Rechtoplopend
Vorm tandboog tussen die van chimpansee en mens
Kiezen met groot oppervlak
Geen gearticuleerde spraak, geen afdruk van zone van Broca aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Homo habilis

A

2 tot 1,5 Ma geleden
Gevonden in Zuid- en Oostafrika
Ongeveer 1,20 – 1,55m
Schedelinhoud ca. 750cc
Kleinere kiezen dan Australopithecus wat wijst op ander dieet
Houding en voorbeweging zoals bij Australopithecus
Gebruik van werktuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Homo erectus

A

leefde 1,9 jaar - 140 000 jaar geleden
eerste mens die koloniseerde naar Europa en Azië
ong 1,85 m
Schedelinhoud ca. 950cc
Eerste succesvolle jager
Gebruikte vuur!
Gebruik van werktuigen, ontwikkelde vuistbijlen

16
Q

Homo neanderthalensis

A

250 000 – 40 000 j geleden
Europa en Centraal-Azië
Ongeveer 1,65m
Schedelinhoud ca. 1750 cc
Wenkbrauwrichels
Robuuste, gedrongen lichaamsbouw
Jager-verzamelaar
Kleding uit dierenhuiden
Leefde in grotten
Doden werden begraven!
Zorgde voor soortgenoten (fossiele botten vertonen geheelde breuken)
Beschikt over fysieke kenmerken om te kunnen spreken (hoog verhemelte, tongbeen en strottenhoofd zoals bij Homo sapiens)
Verfijnde werktuigen (steen, been,
Ivoor)

17
Q

homo sapiens

A

200 000 j geleden
Vanuit Afrika uitgezwermd over het Midden-Oosten, Europa, Azië en Australië
Ongeveer 1,75m
Schedelinhoud ca. 1400 cc
Begrafenisrituelen (lijk inwrijven, graf met stenen bedekken…)
KUNST (rotswandschilderingen, sieraden, geboetseerde beelden, vrouwenbeeldjes…)

18
Q

argumenten uit evolutietheorie

A

geologie
embryologie
vergelijkende anatomie
paleontologie
biogeografie

19
Q

homologe organen

A

opgebouwd bolgens zelfde grondplan en embryologische aanleg, kunnen verschillende functies hebben

20
Q

rudimentaire organen

A

organen die hun functie verloren hebben (bv. bekkengordel walvis, oorspeiren mens)

21
Q

allopatrisce soortvorming

A

het voordoen van geografische isolatie

22
Q

sympatrische isolatie

A

soortvorming binnen zelfde ecosysteem

23
Q

ecologische isolatie

A

bezetten verschillende niches en evolueren naar verscillende soorten

24
Q

ethologische isolatie

A

verandering van gedrag

25
Q

morfologische isolatie

A

vervorming van bijv het voortplantings orgaan

26
Q

temporele isolatie

A

2 populaties binnen zelfde ecosysteem zijn een verschillende periode van het jaar seksueel rijp