thema 4 Flashcards
Biotechnologie
gebruik van het leven
pilus
cytoplasmabrug bij overdrage van plasmiden bij bacterïen
agrobacterium turmefaciens
bodembacterie, infecteert planten en veroorzaakt tumors
virussen
bestaan uit DNA/RNA met daarrond een proteïne mantel
- geen eigen metabolisme
- vermenigvuldigen afhankelijk van gastheer
bacteriofagen
parasiteren op bacteriën om zich voort te planten
profaag
bacterie waar het virale DNA geintegreerd is in de chromosoom
lytische fase
virale DNA wordt gekopieerd en er worden nieuwe bacteriofagen gevorm
lysogene
virale DNA wordt opgenomen in chromosoom van bacterie en via celdeling wordt er een nieuwe generatie gevormd
(kan daarna overgaan naar lytische fase)
transductie
als viraal DNA zich weer afscheid van chromosoom en een stukje chromosoom mee pakt
=> genoverdracht tussen bacteriën via fagen
herpesvirus
koorseblaasjes
adeno- en rhinovirus
verkoudheid
hepatitis B-virus
leverontsteking
papovavirus
wratten
retrovirussen
zetten eerst RNA om in DNA en DNA wordt daarna opgenomen in DNA van gastheer
ggo
genetisch gemodificeerd organisme, DNA is overgebracht van het ene organisme naar het andere