thema 3 Flashcards

1
Q

polypoidie

A

genoommutaties met 3n,4n of zelf 6n (vooral bij planten, lethaal bij mensen)
kan via:
- non-disjunctie van alle chromosomen
- kruising met ander soort (feriel = nieuwe soort)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Klinefelter

A

(genoommutatie) trisomie van geslachtshormoon (mannen met een extra X-chromosoom)
=> 3 geslachtshormonen
langer (lengte, armen), kleine teelballen (steriel), soms borstvorming, concentratiestoornissen, dyslexie en andere taalstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Turner

A

(genoommutatie) monosomie van de geslachtshormonen
vrouw met maar 1 X-chromosoom
klein, lage haarlijn, brede net met nekplooien, steriel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verleismutaties

A

mutatie in coderend DNA => proteïne defect
kan leiden tot ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stille mutaties

A

hebben geen effect op proteïnes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

winstmutaties

A

betere functionerende proteïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gentranspositie

A

DNA-segmenten bewegen van plaats (op hetzelfde chromosoom of tussen chromosomen)
= jumping genes
= vorm van recombinatie (verhoogt genetische recombinatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

carcinogenese

A

mutaties in de groeiregelende hormonen, deze doen kanker ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Carcinogene factoren

A

mutagene factoren die kanker doen ontstaan
bv. stralingen, chemische stoffen, bepaalde virussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

proto-oncogenen

A

normale genen die coderen voor groeifactoren
mutaties hier => oncogenen
hier ontstaan dan groeifactoren die afwijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tumorsuppressorgenen

A

normale genen die een rol spelen bij productie van celdelingsremmende proteïnen
=> mutaties zorgen dat remming wegvalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

telomeren

A

beschermen uiteinden van chromosomen, worden bij elke celdeling worden ze korter
op => cel gaat dood
= maat voor levensduur van onze cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

telomerase

A

enzym dat verkorte telomeren kan herstellen
= nrml onderdrukt (nt bij kakercel)
=> cel kan blijven delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

angiogenese

A

de vorming van nieuwe bloedvaten, gestuurd door angiogenen factoren
=> beter doorbloeding van weefsel (ook bij tumor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

extranucleair DNA

A

mitchondiaal DNA
+ bij planten ook nog chloroplasten met eigen DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mitochondiraal DNA

A

codes voor enkele protëinen + niet-coderend DNA (sterk variabel)

17
Q

genetica

A

erfelijke informatie in de DNA-basenvolgorde

18
Q

epigenetica

A

veranderingen in de genexpressie (OP het DNA)

19
Q

modificatie

A

verandering in fenotype

20
Q

mutaties

A

verandering in genotype

21
Q

DNA-Methylering

A

methylgroep aan het DNA hechten
=> genen niet meer tot expressie
bv. 1 van de 2 X-chromosomen inactief

22
Q

Barr-lichaampje

A

gedesactiveerd X-chromosoom

23
Q

histonenacetlyering

A

aanhechten van een acetylgroep aan histonen uiteinden waardoor euchromatine anders ingericht wordt => maakt ruimte zodat transcriptie mogelijk is

24
Q

spontane mutaties

A

fout tijdens DNA replicatie (A <-> G of C<-> T) dr gelijkende structuur
of C kan veranderen in U

25
Q

geinduceerde mutaties

A

inwerken van milieu factoren (=mutagenen)

26
Q

somatische mutaties

A

mutaties in lichaamscellen (bv. kanker)

27
Q

germinale mutaties

A

mutaties in de kiemcellen/ gameten
zijn erfelijk

28
Q

cri-du-chat syndroom

A

deletie bij p-arm van chromosoom

29
Q

philadelphiachromosoom

A

gevolg van translocatie en vaak terug te vinden bij patienten met leukemie

30
Q

metastase

A

secundair gezwel bij kanker