Thema 5 Flashcards

1
Q

Wanneer is een observatie zinvol?

A
  1. Bij COMPLEXe en moeilijk te beschrijven interacties of processen
  2. Bij ONBEWUST/instinctieve handelingen acties, onduidelijk of onbewust gedrag
  3. Bij interacties van MENSEN met hun OMGEVING of machines
  4. Bij SOCIALE NORMEN die leiden tot aangepast gedrag, waardoor ze niet accuraat beschreven kunnen worden.

Vaak in combinatie van onderzoeksmethoden gebruikt. Toegepast onderzoek: observatie bij ontwikkeling kinderen, onderwijs, medische sociologie, theoretisch psychologisch onderzoek. Te weinig toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een nadeel van observatie?

A

Inherente subjectiviteit

Erkend door onderzoekers met interpretivistische of constructivistische uitgangspunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 4 posities kent de mate van deelname van de onderzoeker?

A
  1. Complete participant - Volledig deelnemer
  2. Participant as observer - zo volledig mogelijke deelname
  3. Observer as participant - openlijk partiële deelname
  4. Complete observer - volledige onbetrokkenheid, evt mbv 2way mirror

Verband met de epistemologische onderzoeksbenadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Open vs Heimelijk onderzoek

A

Veel discussie. Kamp 1: Geen informed consent = heimelijke observatie ethisch ontoelaatbaar.
kamp 2: Locatie van observatie is bepalend

Praktijk: Onderscheid onduidelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 vormen van observaties naar stadia in het onderzoek ken je? (Spradley)

A
  1. Beschrijvende observatie: beginstadium tbv het onderzoeksveld
  2. Gerichte observatie - midden stadium dat het perspectief verkleind tot die processen en problemen die het meest essentieel zijn voor de onderzoeksvragen
  3. Selectieve observatie - eindstadium dat gericht is op het vinden van nader bewijs en voorbeelden van processen of werkwijzen zoals gevonden in de 2e stap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 4 te nemen beslissingen bij observaties

A
  1. Selectie van locaties
  2. Wie geobserveerd worden
  3. Wat geobserveerd wordt
  4. Duur van de observatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een gids?

A

Persoon op locatie met enige kennis van het onderzoeksterrein en van wie hulp bij uitvoeren van observatie nuttig is. Overleg –> hulp beslissingen nemen over wanneer en wat te observeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 3 aandachtspunten bij het vastleggen observatiegegevens

A
  1. Wat wordt vastgelegd? Data = onvoorspelbaar en rijk aan inhoud.
  2. Onderscheid video en aantekeningen
  3. Labeling van observaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de meest voorkomende vorm van opnemen van observatiedata?

A

Gedetailleerde aantekeningen (fieldnotes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de voorwaarden voor het maken van ‘fieldnotes’?

A
  1. Gericht op de ONZV
  2. Zo VOLLEDIG mogelijk, ook als interacties en gebeurtenissen niet meteen begrepen worden
  3. Ze moeten relatief CONCREET beschreven worden, inclusief zo precies mogelijk weergave van uitspraken van deelnemers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar kunnen ‘fieldnotes’ uit bestaan?

A
  1. Gedetailleerde BESCHRIJVINGEN (wie was aanwezig, hoe zag men eruit, enz)
  2. ANALYTISCHe notities of commentaren van de observator over de OMGEVING
  3. SUBJECTIEVE reflecties (SR)

Elementen duidelijk onderscheiden van elkaar in aantekeningen dmv schema’s, foto’s, (SR)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar moeten online-observaties aan voldoen

A
  1. Duidelijkheid over motief observatie en doel onderzoek
  2. Selectie te observeren locaties, omgeving, mensen
  3. Toestemming tot omgeving verkrijgen (publieke fora geen additionele registratie vereist, besloten wel)
  4. Selectie van observatiesteekproef
  5. Besluiten over participatie - observatie
  6. Besluiten over wat geobserveerd wordt
  7. Besluiten over vastleggen interacties (CAQDAS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

CAQDAS

A

Kwalitatieve data-analysesoftware om online-interacties te kopieren en op te slaan met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Coderen adv observatieschema

A

Vooraf gedragselementen vastleggen. Meer kwantitatieve vorm, geoperationaliseerd.

Frequentie (time frame), duur, richting en intensiteit (rating scale) van gedragselementen observeren. Interpretatievermogen observator!

Complex gedrag –> complex observatieschema. Limiet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarnemen vs observeren

A

Waarnemen = geen vooraf doel vastgesteld
Observeren = doel van tevoren bekend –> kennis over wat er om ons heen gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn beperkingen van observeren?

A
  1. Selectiviteit (beperkte zintuigen en capaciteit mens)
  2. Subjectiviteit (referentiekader observant) –> observatieschema to the rescue! Foutbronnen neutraliseren
17
Q

Wat zijn de voordelen van internet observaties?

A
  1. Gemeenschappen onderzoeken die gebaseerd zijn op interesse ipv geografie
  2. Verschijnselen observeren die normaal niet toegankelijk zijn
18
Q

Wat is dubbele subjectiviteit?

A
  1. De manier waarop deelnemers zich online presenteren
    PLUS
  2. Interpretatie daarvan door de onderzoekers
19
Q

Welke 6 voorwaarden moeten labelling/indexering aan voldoen qua vastlegging?

A
  1. DAG/Datum
  2. WANEER/Tijd
  3. HOELANG/Tijdsduur
  4. WAAR/locatie
  5. WAT/gebeurtenis
  6. WIE zijn aanwezig (geanonimiseerd)
20
Q

Wat is het doel van etnografie?

A

Begrijpen van gemeenschappen, groepen of situaties door gedetailleerd onderzoek naar kenmerkende culturele normen, overtuigingen en gedragingen

21
Q

Wat is de kenmerkende methode van etnografie?

A

Observatie