Thema 4: Ordening Flashcards

Arrangement...

1
Q

(B1 Ontwikkeling van het leven op aarde)

A

1. In een tijdbalk is de tijd sinds het ontstaan van de aarde weergeven.
- In een tijdbalk kun je aflezen wanneer bepaalde groepen organismen zijn ontstaan.
2. Sinds het ontstaan van leven op aarde zijn soorten ontstaan, veranderd en sommige ook weer uitgestorven.
- De aarde bestaat ongeveer 4600 miljoen jaar.
- 3500 miljoen jaar geleden ontstonden de eerste bacteriën.
- 1000 miljoen jaar geleden zijn de eerste waterdieren onstaan.
- 450 miljoen jaar geleden kwamen de eerste planten en daarna dieren aan land.
- 3 miljoen jaar geleden ontstonden de eerste mensachtigen.
3. 240 miljoen jaar geleden leefden de dinosauriërs op aarde.
- 65 miljoen jaar gelden zijn zij uitgestorven na een meteorietinslag.
4. Uit een evolutionaire stamboom kun je aflezen:
- Uit welke voorouders groepen organismen zich hebben ontwikkeld.
- Welke groepen veel en welke weinig verwantschap vertonen.
5. Soorten vertonen verwantschap als ze een gemenschappelijke voorouder hebben.

(B1 Ontwikkeling van het leven op aarde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(B1 Ontwikkeling van het leven op aarde)

A

(B1 Ontwikkeling van het leven op aarde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Begrippen

Eencelling

(B2 Organismen ordenen)

A

Organisme dat uit één cel bestaat.

(B2 Organismen ordenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Begrippen

Meercelling

(B2 Organismen ordenen)

A

Organisme dat uit meerdere cellen bestaat.

(B2 Organismen ordenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Organismen indelen door te kijken naar gemeenschappelijke kenmerken.

(B2 Organismen ordenen)

A

1. Organismen kun je indelen in twee hoofdgroepen:
- Zonder celkern: prokaryoten
- Met celkern: eukaryoten
- Prokaryoten zijn eencellig. Eukaryoten kunnen eencellig of meercellig zijn.
2. Vier rijken zijn bacterien, schimmels, planten en dieren.
- Bacterien zijn prokaryoten…
- Schimmels, planten en dieren zijn eukaryoten…

(B2 Organismen ordenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerken noemen van de cellen van bacterien, schimmels, planten en dieren.

(B2 Organismen ordenen)

A

1. Bacterien:
- Eencellig
- Geen celkern
- Celwand
- Cel is relatief klein

2. Schimmels
- Eencellig of meercellig
- Celkern(en)
- Celwand(en)

3. Planten
- Eencellig of meercellig
- Celkern(en)
- Celwand(en)
- Bladgroenkorrels

4. Dieren
- Eencellig of meercellig
- Celkern(en)
- Geen celwand

Organismen jun je indelen in steeds kleinere groepen:
Hoofdgroep → rijk → stam → klasse → orde → familie → geslacht → soort

(B2 Organismen ordenen)

1. Bacteria:
- Single-celled
- No cell nucleus
- Cell wall
- Cell is relatively small

2. Fungi
- Single-celled or multicellular
- Cell nucleus(s)
- Cell wall(s)

3. Plant
- Single-celled or multicellular
- Cell nucleus(s)
- Cell wall(s)
- Chloroplasts

4. Animals
- Single-celled or multicellular
- Cell nucleus(s)
- No cell wall

Organisms can be divided into smaller and smaller groups:
Main group → rich → tribe → class → order → family → genus → species

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Begrippen

Antibioticum

(B3 Bacterië en schimmels)

A

Geneesmiddel dat bacteriën doodt (bijv. Penicilline)

(B3 Bacterië en schimmels)

Drug that kills bacteria (e.g. penicillin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Begrippen

Paddenstoel

(B3 Bacterië en schimmels)

A

Vruchtlichaam van een meercellige schimmel.

(B3 Bacterië en schimmels)

Fruit body of a multicellular fungus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Begrippen

Reducenten

(B3 Bacterië en schimmels)

A

Bacteriën en schimmels die resten van dieren en planten afbreken.

(B3 Bacterië en schimmels)

Bacteria and fungi that break down animal and plant remains.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Begrippen

Schimmeldraden

(B3 Bacterië en schimmels)

A

Lange, dunne draden waaruit meercellige schimmels bestaan.

(B3 Bacterië en schimmels)

Long, thin threads that make up multicellular fungi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Begrippen

Spore

(B3 Bacterië en schimmels)

A

Cel waaruit een nieuwe schimmel kan ontstaan.

(B3 Bacterië en schimmels)

Cell from which a new fungus can develop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Begrippen

Voedselbederf

(B3 Bacterië en schimmels)

A

Voedsel wordt ongeschikt om te eten door schimmels en bacteriën.

(B3 Bacterië en schimmels)

Food becomes unfit to eat due to fungi and bacteria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Begrippen

Ziekteverwekker

(B3 Bacterië en schimmels)

A

Organisme dat een infectie kan veroorzaken bij planten, mensen en dieren.

(B3 Bacterië en schimmels)

Organism that can cause infection in plants, humans and animals.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(B3 Bacterië en schimmels)

A

(B3 Bacterië en schimmels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(B3 Bacterië en schimmels)

A

(B3 Bacterië en schimmels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(B3 Bacterië en schimmels)

A

(B3 Bacterië en schimmels)

17
Q

(B3 Bacterië en schimmels)

A

(B3 Bacterië en schimmels)

18
Q

(B3 Bacterië en schimmels)

A

(B3 Bacterië en schimmels)