Thema 2: Voortplanting en seksualiteit Flashcards
Reproduction and sexuality...
Begrippen
Penis
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Uitwendig geslachtsorgaan van de man.
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Zwellichaam
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Delen die zich vullen met bloed en de penis in erectie brengen.
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Eikel
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Top van de penis; gevoelig voor prikkels
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Voorhuid
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Huidplooi om de eikel
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Balzak
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. Reguleert de temperatuur
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Teelballen
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Produceren zaadcel
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Bijballen
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Tijdelijke opslag voor zaadcellen.
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Zaadleiders
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Transport van zaadcellen.
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Zaadblaasjes
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Voegen vocht met voedinstoffen toe.
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Prostaat
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Voegt vocht met voedingstoffen toe.
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Urinebuis
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Transport van urine en sperma.
(B1: Voortplantingstelsel van de man)
Begrippen
Vagina (schede)
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Tunnel tussen de baarmoeder en de vulva.
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Begrippen
Clitoris
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Geslachtsorgaan van de vrouw, bestaat uit zwellichaam (inwendig) en clistoriseikel (uitwendig); gevoelig voor aanraken.
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Begrippen
Binnenste schaamlippen
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Huidplooi die vocht (kunnen) aanmaken.
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Begrippen
Buitenste schaamlippen
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Behaarde huidplooi.
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Begrippen
Eierstokken
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Produceren eicellen
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Begrippen
Eileiders
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Transport van eicellen van de eierstok naar de baarmoeder.
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Begrippen
Baarmoeder
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Orgaan waarin zich het embryo ontwikkelt
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Begrippen
Vulva
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Uitwendige delen van het vrouwelijk voortplantingstelsel.
(B2: Voortplantingstelsel van de vrouw)
Begrippen
Baarmoederslijmvlies
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Binnenkant van de baarmoeder, de dikte verandert tijdens de cyclus.
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Begrippen
Mannelijke geslachtshormonen
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Hormonen die in de teelballen worden gemaakt, zoals testosteron.
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Begrippen
Menstruatie
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Deel van de baarmoederslijmvlies en bloed verlaten via de vagina het lichaam.
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Begrippen
Menstruatiecyclus
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Procus van ovulatie en menstruatie dat steeds opnieuw begint , duurt gemiddeld 28 dagen.
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Begrippen
Ovulatie (eisprong)
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Een eicel komt vrij uit de eierstok.
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Begrippen
Primaire geslachtskenmerken
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Geslachtskenmerken die ontstaan van de geboorte aanwezig zijn.
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Begrippen
Secundaire geslachtskenmerken
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Geslachtskenmerken die onstaan vanaf puberteit.
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Begrippen
Vrouwelijke geslachtshormonen
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Hormonen die in de eierstokken worden gemaakt, zoals oestrogeen.
(B3: Veranderingen in de puberteit)
De processen tijdens de menstruatiecyclus
(B3: Veranderingen in de puberteit)
- Op de eerste dag van de menstruatie begint de mentruatiecyclus.
- In de eerste twee weken van de menstruatiecyclus rijpen enkele follikels in de eierstokken.
- De ovulatie is rondom de veertiende dag van de mentruatiecyclus.
- Na de ovulatie
- Er treedt mentruatie op, veertien dagen na de ovulatie. - De mentruatiecyclus begint opnieuw.
(B3: Veranderingen in de puberteit)
Begrippen
Bevruchting
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Samensmelting van de kern van de eicel en de kern van de zaadcel.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Begrippen
Eeneiige tweeling
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Ontstaat uit één eicel en één zaadcel.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Begrippen
Embryo
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Het klompje cellen na de innesteling.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Begrippen
Foetus
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Het embryo vanaf de derde maand.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Begrippen
Innesteling
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Het kompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Begrippen
Navelstreng
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Vervoert stoffen van en naar het embryo en placenta; bestaat uit weefsel van het embryo.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Begrippen
Placenta (moederkoek)
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Bestaat uit weefsels van het embryo en van de moeder; zorgt voor uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Begrippen
Twee-eiige tweeling
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Onstaat uit twee eicellen en twee zaadcellen.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Begrippen
Vruchtvliezen
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Soort zak waarin het vruchtwater en het embryo zitten.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Begrippen
Vruchtwater
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Beschermt tegen uitdrogen, stoten en temperatuurwisseling.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Ontwikkeling van de embryo.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
- Het embryo neemt zuurstof en voedingsstoffen op uit het baarmoederslijmvlies.
- De placenta wordt gevormt.
- De navelstreng wordt aangelegd
- Twee vruchtvliezen en vruchtwater worden gevormd.
- Vanaf de derde maand wordt het embryo een foetus genoemd.
(B4: Bevruchting en zwangerschap)
Welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting?
- Zaadcellen bewegen zich na de zaadlozing via de baarmoeder naar de eileiders.
- Bevruchting
- Een bevruchte eicel deelt zich een aantal keren. Er onstaat een klompjecellen. Hierbij vindt geen plasmagroei plaats.
- Innesteling
- Vanaf een week na de innesteling kan hCG worden anngetoond in de urine van een zwangere vrouw. (zwangerschaptest) - De vrouw is zwanger.
Begrippen
Indaling
(B5: Geboorte)
Eerste fase van de bevallen: het hoofdje van het foetus zakt naar beneden.
(B5: Geboorte)
Begrippen
Ontsluiting
(B5: Geboorte)
Tweede fase van de bevalling: de baarmoederhals en de baarmoedermond worden wijder.
(B5: Geboorte)
Begrippen
Weeën
(B5: Geboorte)
Derde fase van de bevalling: samentrekkeningen van de baarmoederwand.
(B5: Geboorte)
Begrippen
Persweeën
(B5: Geboorte)
Vierde fase van de bevalling: krachtige weeën waarbij ook spieren van de buik wand samentrekken.
(B5: Geboorte)
Begrippen
Uitdrijving
(B5: Geboorte)
Vijfde fase van de bevalling: de baby komt via de vagina naar buiten.
(B5: Geboorte)
Begrippen
Nageboorte
(B5: Geboorte)
De placenta, resten van de navelstreng en de vruchtvliezen.
(B5: Geboorte)
Begrippen
Aids
(B6: Veilig vrijen)
Veroorzaakt door hiv; geniezing niet mogelijk.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Candida
(B6: Veilig vrijen)
Schimmelinfectie in de vagina of aan de penis.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Chlamydia
(B6: Veilig vrijen)
Meest voorkomende soa met weinig klachten; zonder behandeling kans op onvruchtbaarheid.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Condoom
(B6: Veilig vrijen)
Latex hoesje dat om de penis wordt gerold; een vrouwencondoom wordt in de vagina ingebracht.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
De pil (anticonceptiepil)
(B6: Veilig vrijen)
Dagelijks in te nemen pil zodat geen ovulatie plaatsvindt.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Gonorroe
(B6: Veilig vrijen)
Soa die zorgt voor de vieze afscheiding uit vagina of penis; zonder behandeling kans op onvruchtbaarheid.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Pessarium
(B6: Veilig vrijen)
Rubber kloepeltje dat de baarmoedermond afdekt.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s)
(B6: Veilig vrijen)
Ziekten die je kunt dragen door contact met penis, vagina, anus, en mond van een besmet persoon.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Spiraaltje
(B6: Veilig vrijen)
Wordt in de baarmoeder ingebracht, voorkomt ovulatie (hormoonspiraaltje) of innesteling (koperspiraaltje).
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Sterilisatie
(B6: Veilig vrijen)
Blijvende ingreep waarbij de zaadleiders (bij de man) of eileiders (bij de vrouw) worden onderbroken.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Syfilis
(B6: Veilig vrijen)
Zweertjes rondom de vagina, penis of anus.
(B6: Veilig vrijen)
Begrippen
Voorbehoedsmiddelen
(B6: Veilig vrijen)
Middelen die zwangerschap voorkomen; een condoom beschermt ook tegen soa’s.
(B6: Veilig vrijen)