Thema 4 fertilisatie en dracht Flashcards

1
Q

Obstacles die de spermacellen moeten overwinnen voor bevruchting

A

-zorgen dat ze niet terugvloeien.
-fagocytose zien te vermijden
-niet gevangen worden in de cryptes van de cervix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat gebeurt er met een geactiveerde eicel en een spermacel die membraanveranderingen heeft ondergaan?

A

spermacellen binden aan de eicel. Hierdoor gaat het acrosoom reageren. Het acrosoom laat zijn inhoud vrij aan de apicale kant van de spermakop. De zona pelucida wordt gepenetreert. De spermacel komt in de perivitelline ruimte. De spermacel kantelt waarna het middenstuk van de kop gaat fuseren met het eicelplasmamembraan. De eicel wordt nu bevrucht en reageert zodat er geen tweede spermacel dit proces kan doen. een zygote is nu ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke stoffen hebben invloed op de activiteit van de spermacel en wat doen doen deze stoffen?

A

-bicarbonaat -> zorgt voor eiwitfosforylering
-Calcium -> zorgt voor membraanfusie en membraanverandering
-Albumine -> wegtrekken van cholesterol uit het membraan waardoor die fragiel wordt, hierna vind er herordering van eiwitten in de spermakop plaats. Hierdoor kan de binding van de zona pelucida plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

stappen in de bevruchting/binding van sperma- en eicel

A

-hyperactief motiliteit
-binding aan de zona pelucida
-acrosoom reactie
-penetratie van de zona pellucida
-sperma-oocyte membraan fusie
-sperm engulfed
-decomdensatie van sperma nucleus
-formatie van mannelijke pronucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de drie manieren om het corpus luteum in stand te houden

A
  1. Luteotrofe factoren –> een (hormonale) factor die vanuit het embryo via het bloed naar de ovaria gaat en direct op het corpus luteum werkt en het in stand houdt. Daarnaast wordt dan het corpus luteum gestimuleerd om P4 (progesteron) te produceren.
  2. Antiluteolyse/luteostatische factoren –> werken op het endometrium en zorgen ervoor dat deze geen luteolysine (lyteolyserende stoffen =PGF2a) gaan produceren/uitscheiden
  3. Luteoprotective factoren –> een factor uit het embryo die via het bloed naar het ovarium gaat waar die het corpus luteum beschermd tegen de effecten van PGF2a.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt PGF2a geproduceert

A

Oxytocine afkomstig uit de hypothalamus/hypofyse bindt aan oxytocine receptoren in het endometrium. Dit zorgt ervoor dat PGF2a wordt vrijgelaten, dit creeërt een feed-forward loop. er komen zo ongeveer 4/5 pulsen PGF2a vrij in 24 uur. De progesteron concentratie gaat hierdoor terug naar basaal en het dier kan weer in oestrus komen. De oxytocine gevoeligheid hangt af van het aantal receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe werkt maternale herkenning bij het varken?

A

rond dag 9/10 na bevruchting komt er oestrogeen vrij. Dit zorgt ervoor dat de embryo’s gaan elongeren tot aan ongeveer dag 14, nu zijn ze lang genoeg om de gehele uterushoorn te bedekken. oestrogeen zorgt ervoor dat PGF2a niet het bloed in gaat maar in de uterus blijft. Om maternale herkenning tot stand te laten komen heb je wel minimaal twee embryo’s per uterushoorn nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt maternale herkenning bij het paard en herkauwer?

A

De ontwikkeling van oxytocine receptoren wordt geblokkeerd. hierdoor is er een verminderde gevoeligheid voor oxytocine. er zijn altijd wel een aantal receptoren dus er komt wel wat PGF2a vrij, echter komt er geen positieve feedback. Daardoor krijgen we geen sterke pulsen die nodig zijn om het corpus luteum af te breken.
Bij herkauwers wordt dit tot stand gebracht door elongatie van het embryo rond dag 10-14. Hierna bedekt het embryo de gehele uterushoorn. Interferon-tau zorgt voor het blokkeren van de oxytocine receptoren, wel alleen in die hoorn door het counter-current systeem.
bij een paar beweegt het embryo tussen dag 12-16 na bevruchting door de gehele uterus heen. Dit zorgt voor een signaal dat de oxytocine receptoren blokkeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar zorgt iFN-tau nog meer voor?

A

stimulatie van het endometrium om interferon gestimuleerde genen zoals cytokines, groeifactoren en adhesie moleculen te produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar krijgt het embryo zijn voeding en gaswisseling vandaan voor de placenta gevormd is?

A

de histotroph, een uterine melk (eiwitrijke secretie van endometerium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe werkt de implantatie

A

De conceptus verliest zijn zona pellucida en de mucines op het endometrium zijn weg. dan gebeurt er een opvolging van fase
1. apposition fase –> vastpakken
2. adhesion fase –> gebeurt onder invloed van adhesion moleculen
3. interdigitatie –> laatste fase voor non-invasieve implantatie
4. endometrium invasie –> bij invasieve implantatie van carnivoren, knaagdieren en mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat vormt de placenta

A

het allantochorion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welk soort placenta hebben welk dier (lagen)

A

Varken –> epitheliochoriale placenta (6 lagen)
Herkauwer –> synepitheliochoriale placenta (5 lagen)
Hond en kat –> endothelialchoriale placenta (4 lagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly