Thema 3 Patiënt met problemen in de “C” (Circulation) Flashcards

1
Q

Vormen van orgaandonatie (2)

A

Donation after Brain Death (DBD)
Donation after Circulatory Death (DCD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Contra indicaties orgaandonatie (8)

A

> 24 uur overleden
Onbekende identiteit patient
Onbekende doodsoorzaak
Onbehandelde sepsis
Maligniteiten
Actieve virale infectie met rabies, herpes zoster of rubella
Actieve tuberculose
Anencefalie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Contra indicaties weefseldonatie (10)

A

> 24 uur overleden
Onbekende identiteit patient
Risicofactoren of klinische aanwijzingen voor bloed- en/of seksueel overdraagbare infecties
Virale sepsis
Hematologische maligniteit of premaligne hematologische aandoening ttv overlijden of in het verleden
Melanoom met bewezen metastasen (overige maligniteiten, met of zonder metastasen zijn geen algemene contra-indicatie)
Degeneratieve ziekten van het zenuwstelsel van onbekende oorsprong of met een mogelijke prionachtige pathogenese (zoals Parkinson, Alzheimer, MS, ALS en alle vormen van dementie)
Klinische aanwijzingen/risicofactoren voor een prionziekte (bv ziekte van Creutzfedt-Jakob)
Immuun-gecompromitteerde status van de donor met leukocyten <3 in de afgelopen 3 maanden voor overlijden
Orgaan-, dura mater-, allogene stamcel- of oogweefseltransplantatie in de voorgeschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer de patient al is overleden, dan is er geen …donatie meer mogelijk.

A

Orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Donorregister raadplegen bij een persoon jonger dan 12, hoe zit dat?

A

Geen registratie in register, vraag ouders/voogd om toestemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 soorten motivatie, namelijk:

A

Intrinsiek - gaat als vanzelf (kan je er wakker voor maken)
Autonoom - je kiest er zelf voor (hond nemen, vroeg uitlaten)
Extrinsiek - door consequenties gestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Motivationele stadia in het veranderingsproces (5 stappen):

A
  1. Precontemplatie - nog niet bewust van iets moeten/willen veranderen
  2. Contemplatie - besef van wens om te veranderen, geen besluit genomen wat je er mee gaat doen (overweging)
  3. Preparatie - ik wil veranderen, maar hoe moet ik dat doen?
  4. Actie
  5. Behoud (of terugval)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Berekenen hartminuutvolume (HMV)

A

Hartminuutvolume = slagvolume x hartfrequentie
CO ml/min = SV (stroke volume) ml/keer x HR keer/minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Venous return =

A

Volume bloed dat terugkomt via venen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als venous return hoog, dan … -> hartslag … (…)

A

uitrekking atria -> hartslag omhoog (atrial reflex)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eind diastolisch volume (EDV) =

A

Inhoud ventrikels na diastole (dus op zn volst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

EDV wordt bepaald door (2)

A

Venous return en vultijd (dus hartslag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Preload =

A

Eind diastolisch volume is preload voor de systole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Als preload hoog dan … -> contractiekracht … (…)

A

Als preload hoog dan ventrikelwand meer uitgerekt -> contractiekracht neemt toe (Frank Starling mechanisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg de Frank Starling relatie uit: EDV neemt toe -> …

A

EDV neemt toe -> preload neemt toe -> contractiliteit neemt toe -> SV neemt toe
TOTDAT myofibrillen te ver worden uitgerekt -> contractiliteit neemt af -> SV neemt af bij verdere toename preload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ejectiefractie =

A

Percentage van EDV dat het hart uitpompt = 100 x SV/EDV (in%), normaal 70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Afterload =

A

Opgebouwde druk tijdens systole, afhankelijk van weerstand en druk in circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Eind systolisch volume (ESV) =

A

Inhoud ventrikels na systole (dus op zn leegst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Eind systolisch volume wordt bepaald door (3)

A

EDV, contractiekracht en afterload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

EDV = 130ml
ESV = 50ml
HF = 72/minuut

Wat is het SV, de CO en de EF?

A

SV = EDV - ESV = 130-50 = 80ml
CO = SV x HF = 80 x 72 = 5.760 l/min
EF = SV/EDV = 80/130 = 61%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Inotroop effect = effect op …

A

contractiekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Acidose zorgt voor een … inotroop effect

A

negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Adrenaline, sympathicus zorgt voor een … inotroop effect

A

Positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Chronotroop effect = effect op …

A

hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
betablokker zorgt voor ... chronotroop effect
negatief
26
te veel schildklierhormoon zorgt voor ... chronotroop effect
positief
27
O2 gebruik door het hart: Zuurstof aanbod door (2) Zuurstof verbruik door (3)
Aanbod: coronaire bloedflow, zuurstoftransport (Hb, O2 saturatie) Verbruik: hartfrequentie, preload/afterload, contractiliteit Bij een discrepantie tussen aanbod/verbruik ontstaat er POB
28
(Acuut) hartfalen =
Tekortschieten pompfunctie van het hart
29
Oorzaken (acuut) hartfalen (3)
Hartspierschade (Myocardinfarct, medicatie, myocarditis, vasculitis, feochromocytoom) Verhoogde belasting van het hart (Klepafwijkingen, pericarditis, anemiie, zwangerschap, nierfalen, infusie, ernstige infectie, hypertensie, longembolie) Aritmie
30
Verschil acuut vs chronisch hartfalen
Acuut hartfalen: <24u ontstaan of verergerde klachten Chronisch hartfalen: langer bestaand hartfalen
31
Indeling acuut hartfalen volgens de New York Heart Association (NYHA) -> I t/m IV
1. Geen klachten (stabiel hartfalen en/of behandeld hartfalen) (I) 2. Milde klachten tijdens normale inspanning, niet in rust (II) 3. Klachten tijdens minder dan normale inspanning, niet in rust (III) 4. Klachten tijdens minimale inspanning en in rust (IV)
32
Wat is forward failure?
Onvoldoende pompkracht (The heart is not pumping out enough blood to satisfy the needs of the cells of the body) Zorgt voor: Laag HMV, Lage bloeddruk, Gestoorde circulatie, Onvoldoende zuurstoftransport, Verminderde functie van organen (hersenen -> verward)
33
Wat is backward failure?
Veneuze bloedaanbod wordt niet goed weggepompt. Daardoor stuwing veneuze systeem. One of the ventricles fails to pump out all of its blood that comes into it. Thus, the ventricular filling pressure and systemic or pulmonary edema increase.
34
Indeling acuut hartfalen Links falen: oa bij (5) .... HMV --> ... bloeddruk, tekenen van verlaagde ... ... stuwing --> ... stoornis: hypoxie, cyanose --> ...: hoesten, hemoptoe, crepitaties, orthopnoe, dyspnoe de repos, d’effort
Links falen: oa bij ischemie, na infarct, klepafwijkingen, hypertensie, hartspierziekten etc. Lage HMV --> Lage bloeddruk, tekenen van verlaagde weefselperfusie Long stuwing --> Diffusie stoornis: hypoxie, cyanose --> Longoedeem: hoesten, hemoptoe, crepitaties, orthopnoe, dyspnoe de repos, d’effort
35
Indeling acuut hartfalen Rechts falen: meestal veroorzaakt door ... ... stuwing --> Oedeem, ascites, hoog CVD --> ... stuwing --> Stuwing ...: anorexie, MDL klachten, afvallen
Rechts falen: meestal veroorzaakt door longproblemen met hoge druk in pulmonale arteriele vaatbed Weefsel stuwing --> Oedeem, ascites, hoog CVD --> Lever stuwing: tekenen van leverfalen --> Stuwing tractus digestivus: anorexie, MDL klachten, afvallen
36
Diastolisch hartfalen = Gevolg? Bijvoorbeeld bij (2)
Diastolisch hartfalen (heart can’t fill, stiff an thick chambers) Afname elasticiteit kamerwand Daardoor onvoldoende vulling Bijv bij langdurige hypertensie, hypertrofie
37
Systolisch hartfalen = Gevolg? Bijvoorbeeld bij (1)
Systolisch hartfalen (heart can’t pump, stretched an thin chambers) Lage contractiekracht kamer Laag SV en HMV Bijv bij schade aan hartspier (na infarct)
38
Wat is HFpEF en HFrEF? Verschil?
Heart failure with preserved ejection fraction: HFpEF = diastolisch hartfalen Heart failure with reduced ejection fraction: HFrEF = systolisch hartfalen
39
Compensatie bij (acuut) hartfalen: (5)
Hart zelf --> Frank Starling mechanisme --> Contractiliteit toename oa door toename preload --> Hartfrequentie toename oa atriale reflex Hogere sypathicusactiviteit --> HF toename --> Contractiliteit toename --> Vasoconstrictie: perifere weerstand en RR toename Nierdoorbloeding verminderen --> RAAS stimulatie --> Vasoconstrictie: RR toename --> Water- en zoutretentie: RR toename ADH --> Waterretentie: RR toename Natriuretische peptiden --> Minder water- en zoutretentie
40
NTproBNP =
Maat voor druk in ventrikels, sensitief voor hartfalen Wel vals positieven
41
Angina pectoris =
Symptoom van myocardischemie, onvoldoende O2 aanbod tov O2 vraag
42
Wat is essentieel voor de diagnose angina pectoris? (2)
Geen nieuwe myocardschade (geen cardiale biomarkers) Soms wel voorbijgaande ECG afwijkingen bij klachten
43
Symptomen angina pectoris: - Aanvalsgewijs: ... - Uitlokking door: ... - Uitstraling naar: ... - Gaat over ... - Bijkomende klachten (4)
Aanvalsgewijs: Drukkend, beklemmend, samenspannend, Benauwd gevoel op de borst Uitlokking door Inspanning, overgang warmte -> koude, Stress Uitstraling naar Li arm, Kaak, Schouder, rug, bovenbuik, re arm, handen Gaat over In rust en Bij gebruik nitraten Bijkomende klachten - Misselijkheid - Duizeligheid - Kortademigheid - Zweten
44
Er zijn 3 criteria voor vaststellen typisch of atypische angina pectoris, namelijk:
1. Aanvallen van drukkend, beklemmend, samensnoerend, ‘benauwd’ gevoel op de borst 2. Provocatie door inspanning/emoties/kou 3. Verdwijnt in rust en/of door sublinguale nitraten <2-15 minuten 3/3 pos: typisch 2/3 pos: atypisch 1/3 pos: aspecifieke klachten
45
Stabiele vs instabiele angina pectoris?
Stabiele AP: --> weinig verandeirng in ernst/dur/patroon/uitlokking --> Stopt na staken uitlokkende oorzaak of na nitraat s.l. --> Kan jarenlang stabiel zijn Instabiele AP = ACS --> toename bekende AP --> Recent ontstane AP (<2 maanden) --> Klachten in rust, nitraat helpt niet --> (Nog) geen myocardschade, maar hoort bij ACS
46
Troponines =
Eiwit uit (hart-)spierweefsel, stijgen bij myocardschade (niet bij angina pectoris!) Veel vals positieven, andere oorzaken (pericarditis, cardiale contusie/trauma, endocarditis, cardiale chirurgie, stroke, CPR, chronisch hartfalen, aritmieen)
47
ACS =
Acuut Coronair Syndroom
48
ACS kan onderverdeeld worden in: (3)
non-ST elevatie myocard infarct (non-STEMI) ST elevatie myocardinfarct (STEMI) Instabiele angina pectoris
49
Verschil instabiele angina pectoris en hartinfarct?
Instabiele AP: geen schade aan de hartspier Infarct: wel schade aan de hartspier
50
Type I ACS = Type II ACS =
Type I ACS: acute ruptuur van een atherosclerotische plaque vaak met trombusvorming Type II ACS: ischemie door andere oorzaken dan ruptur van atherosclerotische plaque (disbalans O2 aanbod/vraag, vasospasme, coronaire dissectie)
51
Klachten ACS: - Acute heftige niet voorbijgaande pijn >... minuten, niet reagerend op ... - Vegetatieve verschijnselen (4)
Acute heftige niet voorbijgaande pijn >15minuten, niet reagerend op nitraten Vegetatieve verschijnselen: Klam, bleek, zweten Misselijkheid, braken Tachycardie, hypertensie Hypotensie, bradycardie
52
Behandeling iAP/non-STEMI
Anti trombus: Plaatjes aggregatieremming Ischemiebehandeling: betablokkade (afname hartslag, afname bloeddruk (daling afterload)) en Nitraten (vaatverwijding met afname bloeddruk (en afterload), afname venous return (en EDV), verwijding coronairen (meer O2 aanbod))
53
Behandeling STEMI
Acute situatie --> pijnbestrijding, opiaat, zuurstof --> Reperfusietherapie: time is muscle (Mechanische reperfusie: PCI + STENT, Evt trombolyse) --> Antitrombus (Ascal + ADP remmers (clopidogrel), Glycoproteine IIb/IIIa receptorantagonist (eptifbatide) als PCI verwacht wordt, Heparine) Na de acute situatie --> 24-48u ritmebewaking --> Behandeling complicaties, geleidelijke mobilisatie, FT --> Medicatie: ---->> Betablokkade: minder ischemie ---->> ACE remming: minder kans op hartfalen, lagere mortaliteit ---->> Bij decompensatio cordis: diuretica, aldosteronreceptor blokkade, ACE remming ---->> Plaatjes aggregatie remming ---->> Bij aneurysma cordis antistolling --> CVRM, leefstijl, hartrevalidatie
54
Complicatiese STEMI na acute situatie (8)
Ritmestoornissen Hartfalen Ruptuur papillairspier of septum Pericarditis door necrose pericard Harttamponade Hartaneurysma, cardiale trombus Instabiele AP, recidief infarct In-stent trombose
55
Pericarditis =
Ontsteking van de pericardvliezen
56
Anamnese: POB, soms uitstraling Houdingsafhankelijk (soms afname bij voorover zitten) Past bij ...
pericarditis
57
Wat vind je bij LO bij pericarditis? (3)
soms verhoogde CVD Soms koorts Pericardiaal wrijven (knisper knisper, klinkt als lopen door sneeuw)
58
Mogelijke oorzaken pericarditis (6)
idiopatisch/viraal Bacterieel Maligniteit Systeemziekte (RA, SLE) Overig (uremie, na hartchirurgie, bestraling) Postmyocardinfarct (syndroom van Dressler)
59
ECG afwijkingen bij pericarditis
ST elevatie en PR daling
60
Complicaties pericarditis (2)
Pericarditis constrictiva = verbindefseling pericard -> instroombelemmering -> EDV laag -> SV, HMV, RR laag (diastolisch hartfalen) Harttamponade = vocht/bloed in pericardholte -> instroomblemmering -> EDV laag -> SV, HMV, RR laag -> shock (diastolisch hartfalen)
61
Myocarditis = Dan ook vaak …
Ontsteking myocard (dan vaak ook pericarditis)
62
Mogelijke oorzaken myocarditis (3)
Infecties (viraal/bacterieel/malaria/candidiasis) Immunologisch: sarcoidose, sclerodermie, SLE Drugs: amfetamines, clozapine
63
Endocarditis =
ontsteking/infectie van endocard en/of hartkleppen (natieve kleppen en kunstkleppen). Bij endocarditis vaak kleppen ook aangedaan (endocard gaat ook om. de kleppen heen)
64
3 vormen van endocarditis:
Acute infectieuze endocarditis Subacute infectieuze endocarditis (endocarditis lenta) Steriele endocarditis (plaatjesaggregatie op beschadigd endotheel)
65
Risicogroepen voor endocarditis (5)
Klepprothesen, vooral mechanische kleppen Hartafwijkingen zoals: - Aorta- of mitralisklep stenose of insufficientie - Ventrikelseptumdefect, open ductus Botalli - Cardiomyopathie - Coarctatio aortae Leeftijd >70jr Iv drugs gebruik Verlaagde immuniteit (zoals HIV)
66
Klachten acute endocarditis (3)
(dagen) Hoge koorts, sepsis Soms acuut hartfalen door zieke klep Lage bloeddruk
67
Klachten subacute endocarditis (3)
(weken-maanden) (Sub)febriele temperatuur, nachtzweten Vermoeidheid, malaise, spier-, gewrichts-, hoofdpijn Immunologische afwijkingen: vasculitis (petechien splinterbloedingen, retina afwijkingen), glomerulonefritis, circulerende immuuncomplexen
68
Endocarditis wordt meestal veroorzaakt door ziekteverwekkers:
Meestal streptococcen (50-60%), of staphylococcen aureus (30%)
69
Welke criteria kunnen er worden gebruikt voor het stellen van de diagnose endocarditis?
Duke criteria Zeker: OF 2 major OF 1 major + 3 minor OF 5 minor Mogelijk: OF 1 major + 1 minor OF 3 minor Major: - pos bloedkweken met microorganisme passend bij endocarditis - Echocardiogram bewijst endocarditis Minor: - predisponerende hartaandoening of iv drugs - Koorts >38 - Vasculair - Immunologisch - Echocardiogram niet bewijzend, maar passend bij endocarditis
70
Behandeling endocarditis
Gerichte antibiotica meestal 6 weken iv Klepoperatie overwegen bij ernstige schade aan klep, oncontroleerbare infectie Bij bepaalde ingrepen AB profylaxe voor voorkomen endocarditis.
71
Aorta dissectie =
= scheur in intima (vals lumen) = bloed in media (intrmuraal hematoom) Alleen adventitia geeft nog stevigheid
72
Belangrijkste risicofactor aorta dissectie
Hypertensie
73
'scheurende pijn', lage bloeddruk passend bij ...
aorta dissectie
74
Aortadissectie standford indeling (Type A/B) verschil?
Type A (acuut) - ascenderende deel aorta (met of zonder boog/descenderend deel) - Hoge mortaliteit Type B (beschouwend) - boog en/of descenderend deel - Lagere mortaliteit
75
Longembolie =
Losgeschoten trombus die vastloopt in de long arteriën
76
Longembolie is een veneus probleem, stolsel afkomstig vanuit ...
Veneuze trombose (meestal uit been, soms arm, v cava), soms vanuit trombus rechter harthelft
77
Trias van Virchow gebruikt voor ... Noem ze
Veneuze trombose Verhoogde stolbaarheid bloed Schade vaatwand Veranderde bloedstroom (zoals stase)
78
D-dimeer =
Afbraakproduct van fibrine Hoge sensiviteit, lage specificiteit (dus weinig vals negatieven, veel vals positieven)
79
Voor longembolie diagnostiek kan gebruik worden gemaakt van de ... criteria of de ... criteria
Well's criteria Years criteria
80
Bij de Well's criteria wordt er gekeken naar de volgende 7 punten:
Klinische tekenen van DVT Longembolie meest waarschijnlijke diagnose Hartfrequentie >100/min Immobilisatie (>3 dgn) of chirurgie <4wkn geleden DVT/longembolie in VG Hemoptoe Maligniteit (<6mnd na laatste behandeling of palliatie) Er wordt tevens gekeken naar D-dimeer
81
Bij de Years criteria wordt er gekeken naar de volgende 3 punten:
Tekenen van DVT Hemoptoe Longembolie meest waarschijnlijke diagnose Er wordt tevens gekeken naar D-dimeer
82
Wat is een ruiterembolie?
Sluit beide longslagaders bij splitsing af: acute ernstige hypoxie
83
Klachten bij forward failure hartfalen (3)
▪ malaise: vermoeidheid, verminderde eetlust, vermagering ▪ dyspnée d’effort, dyspnée de repos ▪ lage bloeddruk: duizeligheid, koud gevoel, shock
84
Klachten bij backward failure hartfalen, rechts: (2)
bovenbuiksklachten (hepatomegalie), nycturie
85
Klachten bij backward failure hartfalen, links: (4)
dyspnée d’effort, dyspnée de repos, orthopnoe, astma cardiale
86
De diagnose (acuut) hartfalen wordt gesteld dmv: (5)
Anamnese Lichamelijk onderzoek NT-pro-BNP ECG Echocardiografie
87
Waarom kan hartfalen ontstaan bij een longembolie?
weinig venous return links → weinig vulling linker ventrikel → lage cardiac output Ernstige circulatoire problemen/ shock door acuut ernstig rechtsfalen
88
Wat voor diagnose is shock?
Klinische diagnose
89
4 soorten shock
Distributieve shock Hypovolemische shock Cardiogene shock Obstructieve shock
90
Welk aanvullend onderzoek kan er worden gebruikt om op een structurele manier alle mogelijkheden van shock af te gaan?
Echografie (POCUS), bijvoorbeeld via het RUSH protocol
91
Pompfalen = … shock
Cardiogene
92
Etiologie cardiogene shock (6)
ischemie/infarcering (non-STEMI/STEMI) Papillairspier-, ventrikelseptum- vrijewandruptuur Ritme- en/of geleidingsstoornis Cardiomyopathie Myocarditis Acute verslechtering bekende cardiale aandoening
93
Klinisch beeld B: crepiteren/ronchi do longoedeem bij linkszijdig backward failure C: CVD verhoogd bij rechtszijdig backward failure, souffles als uiting van kleplijden, ECG aanwijzingen voor ischemie, ritmestoornis of tekenen van (peri)myocarditis E: koorts bij (peri)myocarditis, endocarditis stigmatate of oedeem Welke shock past hierbij?
Cardiogene shock
94
Aanvullend onderzoek bij (verdenking) cardiogene shock (6)
Hartecho (globale inschatting li ventrikel ejectiefractie - verminderd) Longecho (zoek naar bilaterale B-lijnen en/of pleuravocht (teken van longoedeem) Vena cava echo: verwijd (>2.5cm) en verminderde collaps (<40%) Echo abdomen: vrij vocht ECG: ritme, frequentie, blocks, ischemie X-thorax: corgrootte, corfiguur, redistributie
95
Behandeling cardiogene shock (5)
Geef volumebelasting, bv 250cc plasmavervangmiddel (Ringerslactaat) O2 (15L/min NRM) Positief inotrope middelen Overweeg mechanische ondersteuning Bij ischemie/infarcering, ruptuur, obstructie of tamponade: overweeg onmiddelijke (chirurgische) interventie
96
Tekort aan circulerend volume = … shock
Hypovolemische
97
Etiologie hypovolemische shock (2)
Hemorrhagisch —> Traumatisch (blood on the floor en 4 places more: borst, buik, bekken, lange pijpbeenderen (bovenbenen)) —> Non-traumatisch Vochtverlies (vb GI-verlies bij braken/diarree, overmatige diurese, brandwonden)
98
Klinisch beeld C: normale CVD, koude klamme acra, trage CRF, bloedingsfocus, kleine polsdruk D: hyperglycemie Welke shock past hierbij?
Hypovolemische shock
99
Behandeling hypovolemische shock (hemorrhagische shock) (2)
Bloedingscontrole Herstel circulerend volume
100
Behandeling hypovolemische shock (niet-hemorrhagische shock) (2)
Corrigeren onderliggende oorzaak Optimaliseren en stabiliseren vitale parameters
101
Verlaagde systeemweerstand = … shock
Distributieve
102
Verlaagde perifere vaatweerstand (vasodilatatie) = … shock
Distributieve
103
Klinisch beeld A: stridor, heesheid en zwelling van lippen/tong B: tachypnoe >20min, bronchospasme, tekenen van pneumosepsis C: let op systolische bloeddruk <100mmHg D: let op EMV <15, tekenen van intoxicatie, plasma glucose E: koorts of ondertemperatuur (sepsis), huidafwijikingen passend bij anafylaxie (erytheem, rticaria) of focus sepsis (cellulitis fasciitis) Bij welke shock past dit het beste?
Distributieve shock
104
qSOFA =
Quick Sequential Organ Failure Assessment Identifies high-risk patients for in-hospital mortality with suspected infection outside the ICU. GCS <15 Ademhaling > of gelijk aan 22 Systolische bloeddruk < of gelijk aan 100
105
qSOFA criteria =
AH frequentie > of gelijk aan 22/min Veranderd bewustzijn GCS <15 Systolische bloeddruk < of gelijk aan 100mmHg
106
Aanvullend onderzoek bij (verdenking op) distributieve shock (6)
Echo abdomen en thorax: zoek naar infectiefocus Echo hart: globale ejectiefractie Vena cava echo: collaberend en smal (vocht zit overal behalve vena cava) Bloed, ABG: lactaat, Hb, trombo, Na, K, Ureum, kreat, CRP, leverfunctie, lipase, kruisserum Kweken: bloed, urine, anvullende kweken Op indicatie: X-thorax, toxicologisch onderzoek
107
Behandeling distributieve shock: - ... - ... bij MAP <65 - Anafylaxie: ... - Bijniercrisis: ... - Overweeg ...
Volumebelasting, vb 500c ringerslactaat Positief inotrope middelen bij MAP <65 Anafylaxie: start adrenaline, salbutamolverneveling, H1-antagonist (clemastine) en corticosteroiden Bijniercrsis: start hydrocortison Overweg onmiddelijke (chirurgische) interventie als source control (bv bij sepsis bij appendicitis)
108
Wat voor shock kan er ontstaan bij een dwarslaesie?
Neurogene shock
109
Wat maakt een septische shock?
Er is vasopressie nodig om de bloeddruk te handhaven (en lactaat >2)
110
Blokkade van de circulatie = … shock
Obstructieve
111
Etiologie obstructieve shock (5)
Spanningspneumothorax Longembolie Harttamponade Positieve druk beademing Compressie of occlusie van v. Cava
112
Klinisch beeld B: tachypnoe, hypersonore percussie, verminderd ademgeruis, midlinedeviatie trachea C: orgaanhypoperfusie (vb verwardheid), hypotensie, tachycardie, pulsus paradoxus, stijging CVD E: koude acra, tekenen DVT Bij welke shock past dit?
Obstructieve shock
113
Trias van Beck zijn symptomen die passen bij …
Harttamponade
114
De trias van Beck bestaat uit:
CVD verhoogd Gedempte cortonen Hypotensie
115
Aanvullend onderzoek bij obstructieve shock (6)
Echo long: tekenen van pneumothorax Echo hart: pericardvocht, tekenen van rechtsbelasting Vena cava echo: verminderde collaps en breed Echo benen: aanwijzingen DVT Lab: blodbeeld, ck, troponines, nierfunctie, infectieparameters, kweken ECG: ST-elevaties in alle afleidingen, swinging hart (alternerend QRS complex)
116
Behandeling obstructieve shock (3)
Ondersteunende maatregelen zoals zuurstof en pijnstilling Ontlastende interventies (pleuradrain, pericardiocentese) Intraveneuze vulling met bolus en continue vulling afhankelijk van etiologie
117
Shock door positieve drukbeademing noem je ook wel een … shock
Iatrogene shock
118
Een iatrogene shock door positieve drukbeademing valt onder een … shock
Obstructieve
119
Een neurogene shock valt onder een … shock
Distributieve
120
Een septische shock valt onder een … shock
Distributieve
121
Waar zit een massale bloeding in de ABCDE?
Voor de A! (Treat first what kills first)
122
Streef MAP (mean arterial pressure) bij shock patienten =
65 mmHg
123
Streefsaturatie bij shock patienten =
>95%
124
Shock: Behandel de patient aan de hand van een …
Werkdiagnose (en shock is geen werkdiagnose)
125
(Geschat) bloedverlies zijn in 4 verschillende klasse’s ingedeeld: En hoeveel bloed heeft een volwassene?
Klasse 1 = <15% bloedverlies, meestal geen transfusie, normale parameters Klasse 2 = 15-30% bloedverlies, soms transfusie, verhoogde hartfrequentie, verminderde polsdruk, verlaagd base-excess Klasse 3 = 31-40% bloedverlies, vrijwel altijd transfusie, verhoogde hartfrequentie, verminderde polsdruk, verhoogde ademfrequentie, verminderde UP, verlaagde GCS, verlaagd base-excess Klasse 4 = >40% bloedverlies, massale bloedtransfusie, verhoogde hartfrequentie, verlaagde bloeddruk, verminderde polsdruk, ademfrequentie verhoogd, verminderde UP, verlaagde GCS, verlaagd base-excess Gemiddeld heeft een volwassen vrouw 4,5 liter bloed en een volwassen man 5,6 liter bloed in het lichaam.
126
Aanvullend onderzoek hypovolemische shock (5)
Echo abdomen en thorax: vrij vocht in buik of thorax knnen aantonen en beoordelen aorta Echo hart: globale ejectiefractie Vena cava echo: collaberend (>50%) en smal (<2cm) Bloed, ABG: base excess, lactaat, Hb, calcium, kalium, stollingsparameters Urine: natrium, en FENa
127
Etiologie distributieve shock (10)
Sepsis Toxic-shock-syndroom Non-infectieus inflammatoir (oa brandwonden) Anafylaxie Transfusiereactie Bijnierschorsinsufficientie Neurogene shock Leverfalen Intoxicatie Vet-, vruchtwater- of gasembolie
128
Noem 2 schokbare en 2 niet schokbare ritmes
Schokbaar: ventrikelfibrillatie en ventriculaire tachycardie zonder pols Niet-schokbaar: asystolie en polsloze elektrische activiteit (PEA)
129
Wat is het teug volume van een baby/kind?
7 ml/kg
130
Welke medicatie geef je wanneer je een niet-schokbaar ritme hebt? En wanneer?
Zo snel mogelijk adrenaline 1mg Daarna om het blok opnieuw adrenaline (dus blok 1, blok 3, blok 5 etc.) Bij kinderen 10 mcg/kg adrenaline
131
Welke medicatie geef je wanneer je een schokbaar ritme hebt? En wanneer?
Geef na drie blokken 1 mg adrenaline IV (of IO). Herhaal de adrenaline toediening om de 3-5 minuten (om het blok), dus in blok 3, blok 5, blok 7 etc. Geef na 3 schokken amiodaron 300 mg IV (of IO) in bolus. Geef de volgende dosis van 150 mg amiodaron na de vijfde schok. (Dus als je elk blok schokt in blok 3 300mg en in blok 5 150mg). Bij kinderen: 5mg/kg
132
Wat zijn de 4 H’s en 4 T’s bij reanimatie? (mogelijke oorzaken)
Hypoxie Hypovolemie Hyper-/hypokaliemie, hypocalciemie, hypoglykemie Hypo-/hyperthermie Tension (spannings) pneumothorax Tamponade hart Toxinen (intoxicatie) Trombose (bijvoorbeeld longembolie, hartinfarct)
133
Met hoeveel joule shock je bij kinderen?
4J/KG Tot een max van 200 J
134
Ritmecontrole bij een reanimatie doe je elke … minuten
2
135
CHADS-VASc score (7)
Voor atriumfibrilleren stroke risk Leeftijd Geslacht Congestive heart failure in VG Hypertensie in VG Stroke/TIA/embolie in VG Vasculaire ziekte in VG Diabetes in VG
136
Aspirine grijpt in op de primaire of secundaire hemostase?
Primaire hemostase
137
Acetylsalicylzuur en andere NSAID’s beinvloeden de adhesie of aggregatie?
Aggregatie
138
Trombocytenaggregatieremmers grijpen aan op de … hemostase
Primaire
139
Indicatie trombocytenaggregatieremmers (4)
Atherosclerotische vaatziekten - herseninfarct - hartinfarct - angina pectoris - etalagebenen
140
Vit K antagonisten, DOAC, heparine en LMWH grijpen aan op de … hemostase
Secundaire
141
Secundaire hemostase remmers indicaties (4)
Niet-atherosclerotische stolneiging - DVT - longembolie - atriumfibrilleren - mechanische hartklep
142
Werking salicylaten (ascal)
Inhiberen tromboxaan A2 in de trombocyt waardoor irreversibele binding aan cyclo-oxygenase (COX)
143
Werking P2Y12-remmers (clopidogrel, ticagrelor, prasugel)
Inhiberen ADP-afhankelijke plaatjesactivatie via remming op de P2Y12-receptor
144
Werking vitamine K antagonisten (coumarines)
Remt vit K afhankelijke productie van stollingsfactor II, VII, IX, X
145
Werking DOAC dabigatran
Remt trombine (factor II)
146
Werking DOAC rivaroxaban/apixaban/edoxaban
Remmen factor Xa (factor 10 actief)
147
Werking heparine en LMWH
Remmen direct factor X en II
148
Belangrijke interactie ACE-remmer/ARB Belangrijke contra-indicatie
NSAID Pre-terminaal nierfalen
149
Welke groepen antihypertensiva werken op het RAAS en welke niet?
A en B wel C en D niet
150
Twee soorten beta blokkers, namelijk:
Selectief B1 receptoren Niet-selectief B1 en B2 receptoren
151
2 Belangrijke contra-indicaties beta blokkers
AV-blok Astma
152
B1 receptoren grijpen aan op
Hart: contractiekracht vermindert en daling hartfrequentie door verminderde AV-geleiding Nieren: RAAS vermindert
153
B2 receptoren grijpen aan op
Longen: bronchusvernauwing Kleine bloedvaten: vasoconstrictie
154
Behandeling angina pectoris (3)
Leefstijladviezen Aanvalsbehandeling met nitroglycerinespray oromucosaal of isosorbidedinitraat tablet sublinguaal Onderhoudsbehandeling (bij >2 aanvallen/wk) beginnen met betablokker of dihydropyridine-calciumantagonist
155
YEARS criteria
Gebruikt bij verdenking longembolie Clinical signs of DVT Hemoptysis PE most likely diagnosis D-dimeer