Thema 3 Patiënt met problemen in de “C” (Circulation) Flashcards

1
Q

Vormen van orgaandonatie (2)

A

Donation after Brain Death (DBD)
Donation after Circulatory Death (DCD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Contra indicaties orgaandonatie (8)

A

> 24 uur overleden
Onbekende identiteit patient
Onbekende doodsoorzaak
Onbehandelde sepsis
Maligniteiten
Actieve virale infectie met rabies, herpes zoster of rubella
Actieve tuberculose
Anencefalie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Contra indicaties weefseldonatie (10)

A

> 24 uur overleden
Onbekende identiteit patient
Risicofactoren of klinische aanwijzingen voor bloed- en/of seksueel overdraagbare infecties
Virale sepsis
Hematologische maligniteit of premaligne hematologische aandoening ttv overlijden of in het verleden
Melanoom met bewezen metastasen (overige maligniteiten, met of zonder metastasen zijn geen algemene contra-indicatie)
Degeneratieve ziekten van het zenuwstelsel van onbekende oorsprong of met een mogelijke prionachtige pathogenese (zoals Parkinson, Alzheimer, MS, ALS en alle vormen van dementie)
Klinische aanwijzingen/risicofactoren voor een prionziekte (bv ziekte van Creutzfedt-Jakob)
Immuun-gecompromitteerde status van de donor met leukocyten <3 in de afgelopen 3 maanden voor overlijden
Orgaan-, dura mater-, allogene stamcel- of oogweefseltransplantatie in de voorgeschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer de patient al is overleden, dan is er geen …donatie meer mogelijk.

A

Orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Donorregister raadplegen bij een persoon jonger dan 12, hoe zit dat?

A

Geen registratie in register, vraag ouders/voogd om toestemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 soorten motivatie, namelijk:

A

Intrinsiek - gaat als vanzelf (kan je er wakker voor maken)
Autonoom - je kiest er zelf voor (hond nemen, vroeg uitlaten)
Extrinsiek - door consequenties gestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Motivationele stadia in het veranderingsproces (5 stappen):

A
  1. Precontemplatie - nog niet bewust van iets moeten/willen veranderen
  2. Contemplatie - besef van wens om te veranderen, geen besluit genomen wat je er mee gaat doen (overweging)
  3. Preparatie - ik wil veranderen, maar hoe moet ik dat doen?
  4. Actie
  5. Behoud (of terugval)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Berekenen hartminuutvolume (HMV)

A

Hartminuutvolume = slagvolume x hartfrequentie
CO ml/min = SV (stroke volume) ml/keer x HR keer/minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Venous return =

A

Volume bloed dat terugkomt via venen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als venous return hoog, dan … -> hartslag … (…)

A

uitrekking atria -> hartslag omhoog (atrial reflex)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eind diastolisch volume (EDV) =

A

Inhoud ventrikels na diastole (dus op zn volst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

EDV wordt bepaald door (2)

A

Venous return en vultijd (dus hartslag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Preload =

A

Eind diastolisch volume is preload voor de systole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Als preload hoog dan … -> contractiekracht … (…)

A

Als preload hoog dan ventrikelwand meer uitgerekt -> contractiekracht neemt toe (Frank Starling mechanisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg de Frank Starling relatie uit: EDV neemt toe -> …

A

EDV neemt toe -> preload neemt toe -> contractiliteit neemt toe -> SV neemt toe
TOTDAT myofibrillen te ver worden uitgerekt -> contractiliteit neemt af -> SV neemt af bij verdere toename preload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ejectiefractie =

A

Percentage van EDV dat het hart uitpompt = 100 x SV/EDV (in%), normaal 70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Afterload =

A

Opgebouwde druk tijdens systole, afhankelijk van weerstand en druk in circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Eind systolisch volume (ESV) =

A

Inhoud ventrikels na systole (dus op zn leegst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Eind systolisch volume wordt bepaald door (3)

A

EDV, contractiekracht en afterload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

EDV = 130ml
ESV = 50ml
HF = 72/minuut

Wat is het SV, de CO en de EF?

A

SV = EDV - ESV = 130-50 = 80ml
CO = SV x HF = 80 x 72 = 5.760 l/min
EF = SV/EDV = 80/130 = 61%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Inotroop effect = effect op …

A

contractiekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Acidose zorgt voor een … inotroop effect

A

negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Adrenaline, sympathicus zorgt voor een … inotroop effect

A

Positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Chronotroop effect = effect op …

A

hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

betablokker zorgt voor … chronotroop effect

A

negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

te veel schildklierhormoon zorgt voor … chronotroop effect

A

positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

O2 gebruik door het hart:
Zuurstof aanbod door (2)
Zuurstof verbruik door (3)

A

Aanbod: coronaire bloedflow, zuurstoftransport (Hb, O2 saturatie)
Verbruik: hartfrequentie, preload/afterload, contractiliteit

Bij een discrepantie tussen aanbod/verbruik ontstaat er POB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

(Acuut) hartfalen =

A

Tekortschieten pompfunctie van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Oorzaken (acuut) hartfalen (3)

A

Hartspierschade (Myocardinfarct, medicatie, myocarditis, vasculitis, feochromocytoom)

Verhoogde belasting van het hart
(Klepafwijkingen, pericarditis, anemiie, zwangerschap, nierfalen, infusie, ernstige infectie, hypertensie, longembolie)

Aritmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Verschil acuut vs chronisch hartfalen

A

Acuut hartfalen: <24u ontstaan of verergerde klachten
Chronisch hartfalen: langer bestaand hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Indeling acuut hartfalen volgens de New York Heart Association (NYHA) -> I t/m IV

A
  1. Geen klachten (stabiel hartfalen en/of behandeld hartfalen) (I)
  2. Milde klachten tijdens normale inspanning, niet in rust (II)
  3. Klachten tijdens minder dan normale inspanning, niet in rust (III)
  4. Klachten tijdens minimale inspanning en in rust (IV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is forward failure?

A

Onvoldoende pompkracht (The heart is not pumping out enough blood to satisfy the needs of the cells of the body)
Zorgt voor: Laag HMV, Lage bloeddruk, Gestoorde circulatie, Onvoldoende zuurstoftransport, Verminderde functie van organen (hersenen -> verward)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is backward failure?

A

Veneuze bloedaanbod wordt niet goed weggepompt. Daardoor stuwing veneuze systeem.

One of the ventricles fails to pump out all of its blood that comes into it. Thus, the ventricular filling pressure and systemic or pulmonary edema increase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Indeling acuut hartfalen
Links falen: oa bij (5)

…. HMV
–> … bloeddruk, tekenen van verlaagde …
… stuwing
–> … stoornis: hypoxie, cyanose
–> …: hoesten, hemoptoe, crepitaties, orthopnoe, dyspnoe de repos, d’effort

A

Links falen: oa bij ischemie, na infarct, klepafwijkingen, hypertensie, hartspierziekten etc.

Lage HMV
–> Lage bloeddruk, tekenen van verlaagde weefselperfusie
Long stuwing
–> Diffusie stoornis: hypoxie, cyanose
–> Longoedeem: hoesten, hemoptoe, crepitaties, orthopnoe, dyspnoe de repos, d’effort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Indeling acuut hartfalen
Rechts falen: meestal veroorzaakt door …

… stuwing
–> Oedeem, ascites, hoog CVD
–> … stuwing
–> Stuwing …: anorexie, MDL klachten, afvallen

A

Rechts falen: meestal veroorzaakt door longproblemen met hoge druk in pulmonale arteriele vaatbed

Weefsel stuwing
–> Oedeem, ascites, hoog CVD
–> Lever stuwing: tekenen van leverfalen
–> Stuwing tractus digestivus: anorexie, MDL klachten, afvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Diastolisch hartfalen =
Gevolg?
Bijvoorbeeld bij (2)

A

Diastolisch hartfalen (heart can’t fill, stiff an thick chambers)

Afname elasticiteit kamerwand
Daardoor onvoldoende vulling

Bijv bij langdurige hypertensie, hypertrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Systolisch hartfalen =
Gevolg?
Bijvoorbeeld bij (1)

A

Systolisch hartfalen (heart can’t pump, stretched an thin chambers)

Lage contractiekracht kamer
Laag SV en HMV

Bijv bij schade aan hartspier (na infarct)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is HFpEF en HFrEF? Verschil?

A

Heart failure with preserved ejection fraction: HFpEF = diastolisch hartfalen

Heart failure with reduced ejection fraction: HFrEF = systolisch hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Compensatie bij (acuut) hartfalen: (5)

A

Hart zelf
–> Frank Starling mechanisme
–> Contractiliteit toename oa door toename preload
–> Hartfrequentie toename oa atriale reflex

Hogere sypathicusactiviteit
–> HF toename
–> Contractiliteit toename
–> Vasoconstrictie: perifere weerstand en RR toename

Nierdoorbloeding verminderen
–> RAAS stimulatie
–> Vasoconstrictie: RR toename
–> Water- en zoutretentie: RR toename

ADH
–> Waterretentie: RR toename

Natriuretische peptiden
–> Minder water- en zoutretentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

NTproBNP =

A

Maat voor druk in ventrikels, sensitief voor hartfalen

Wel vals positieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Angina pectoris =

A

Symptoom van myocardischemie, onvoldoende O2 aanbod tov O2 vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is essentieel voor de diagnose angina pectoris? (2)

A

Geen nieuwe myocardschade (geen cardiale biomarkers)
Soms wel voorbijgaande ECG afwijkingen bij klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Symptomen angina pectoris:
- Aanvalsgewijs: …
- Uitlokking door: …
- Uitstraling naar: …
- Gaat over …
- Bijkomende klachten (4)

A

Aanvalsgewijs: Drukkend, beklemmend, samenspannend, Benauwd gevoel op de borst

Uitlokking door Inspanning,
overgang warmte -> koude, Stress

Uitstraling naar Li arm, Kaak, Schouder, rug, bovenbuik, re arm, handen

Gaat over In rust en Bij gebruik nitraten

Bijkomende klachten
- Misselijkheid
- Duizeligheid
- Kortademigheid
- Zweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Er zijn 3 criteria voor vaststellen typisch of atypische angina pectoris, namelijk:

A
  1. Aanvallen van drukkend, beklemmend, samensnoerend, ‘benauwd’ gevoel op de borst
  2. Provocatie door inspanning/emoties/kou
  3. Verdwijnt in rust en/of door sublinguale nitraten <2-15 minuten

3/3 pos: typisch
2/3 pos: atypisch
1/3 pos: aspecifieke klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Stabiele vs instabiele angina pectoris?

A

Stabiele AP:
–> weinig verandeirng in ernst/dur/patroon/uitlokking
–> Stopt na staken uitlokkende oorzaak of na nitraat s.l.
–> Kan jarenlang stabiel zijn

Instabiele AP = ACS
–> toename bekende AP
–> Recent ontstane AP (<2 maanden)
–> Klachten in rust, nitraat helpt niet
–> (Nog) geen myocardschade, maar hoort bij ACS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Troponines =

A

Eiwit uit (hart-)spierweefsel, stijgen bij myocardschade (niet bij angina pectoris!)

Veel vals positieven, andere oorzaken (pericarditis, cardiale contusie/trauma, endocarditis, cardiale chirurgie, stroke, CPR, chronisch hartfalen, aritmieen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

ACS =

A

Acuut Coronair Syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

ACS kan onderverdeeld worden in: (3)

A

non-ST elevatie myocard infarct (non-STEMI)
ST elevatie myocardinfarct (STEMI)
Instabiele angina pectoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Verschil instabiele angina pectoris en hartinfarct?

A

Instabiele AP: geen schade aan de hartspier
Infarct: wel schade aan de hartspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Type I ACS =
Type II ACS =

A

Type I ACS: acute ruptuur van een atherosclerotische plaque vaak met trombusvorming

Type II ACS: ischemie door andere oorzaken dan ruptur van atherosclerotische plaque (disbalans O2 aanbod/vraag, vasospasme, coronaire dissectie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Klachten ACS:
- Acute heftige niet voorbijgaande pijn >… minuten, niet reagerend op …
- Vegetatieve verschijnselen (4)

A

Acute heftige niet voorbijgaande pijn >15minuten, niet reagerend op nitraten

Vegetatieve verschijnselen:
Klam, bleek, zweten
Misselijkheid, braken
Tachycardie, hypertensie
Hypotensie, bradycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Behandeling iAP/non-STEMI

A

Anti trombus: Plaatjes aggregatieremming
Ischemiebehandeling:
betablokkade (afname hartslag, afname bloeddruk (daling afterload)) en Nitraten (vaatverwijding met afname bloeddruk (en afterload), afname venous return (en EDV), verwijding coronairen (meer O2 aanbod))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Behandeling STEMI

A

Acute situatie
–> pijnbestrijding, opiaat, zuurstof
–> Reperfusietherapie: time is muscle (Mechanische reperfusie: PCI + STENT, Evt trombolyse)
–> Antitrombus (Ascal + ADP remmers (clopidogrel), Glycoproteine IIb/IIIa receptorantagonist (eptifbatide) als PCI verwacht wordt, Heparine)

Na de acute situatie
–> 24-48u ritmebewaking
–> Behandeling complicaties, geleidelijke mobilisatie, FT
–> Medicatie:
—-» Betablokkade: minder ischemie
—-» ACE remming: minder kans op hartfalen, lagere mortaliteit
—-» Bij decompensatio cordis: diuretica, aldosteronreceptor blokkade, ACE remming
—-» Plaatjes aggregatie remming
—-» Bij aneurysma cordis antistolling
–> CVRM, leefstijl, hartrevalidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Complicatiese STEMI na acute situatie (8)

A

Ritmestoornissen
Hartfalen
Ruptuur papillairspier of septum
Pericarditis door necrose pericard
Harttamponade
Hartaneurysma, cardiale trombus
Instabiele AP, recidief infarct
In-stent trombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Pericarditis =

A

Ontsteking van de pericardvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Anamnese:
POB, soms uitstraling
Houdingsafhankelijk (soms afname bij voorover zitten)

Past bij …

A

pericarditis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat vind je bij LO bij pericarditis? (3)

A

soms verhoogde CVD
Soms koorts
Pericardiaal wrijven (knisper knisper, klinkt als lopen door sneeuw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Mogelijke oorzaken pericarditis (6)

A

idiopatisch/viraal
Bacterieel
Maligniteit
Systeemziekte (RA, SLE)
Overig (uremie, na hartchirurgie, bestraling)
Postmyocardinfarct (syndroom van Dressler)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

ECG afwijkingen bij pericarditis

A

ST elevatie en PR daling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Complicaties pericarditis (2)

A

Pericarditis constrictiva = verbindefseling pericard -> instroombelemmering -> EDV laag -> SV, HMV, RR laag (diastolisch hartfalen)

Harttamponade = vocht/bloed in pericardholte -> instroomblemmering -> EDV laag -> SV, HMV, RR laag -> shock (diastolisch hartfalen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Myocarditis =
Dan ook vaak …

A

Ontsteking myocard (dan vaak ook pericarditis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Mogelijke oorzaken myocarditis (3)

A

Infecties (viraal/bacterieel/malaria/candidiasis)
Immunologisch: sarcoidose, sclerodermie, SLE
Drugs: amfetamines, clozapine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Endocarditis =

A

ontsteking/infectie van endocard en/of hartkleppen (natieve kleppen en kunstkleppen).

Bij endocarditis vaak kleppen ook aangedaan (endocard gaat ook om. de kleppen heen)

64
Q

3 vormen van endocarditis:

A

Acute infectieuze endocarditis
Subacute infectieuze endocarditis (endocarditis lenta)
Steriele endocarditis (plaatjesaggregatie op beschadigd endotheel)

65
Q

Risicogroepen voor endocarditis (5)

A

Klepprothesen, vooral mechanische kleppen
Hartafwijkingen zoals:
- Aorta- of mitralisklep stenose of insufficientie
- Ventrikelseptumdefect, open ductus Botalli
- Cardiomyopathie
- Coarctatio aortae
Leeftijd >70jr
Iv drugs gebruik
Verlaagde immuniteit (zoals HIV)

66
Q

Klachten acute endocarditis (3)

A

(dagen)
Hoge koorts, sepsis
Soms acuut hartfalen door zieke klep
Lage bloeddruk

67
Q

Klachten subacute endocarditis (3)

A

(weken-maanden)
(Sub)febriele temperatuur, nachtzweten
Vermoeidheid, malaise, spier-, gewrichts-, hoofdpijn
Immunologische afwijkingen: vasculitis (petechien splinterbloedingen, retina afwijkingen), glomerulonefritis, circulerende immuuncomplexen

68
Q

Endocarditis wordt meestal veroorzaakt door ziekteverwekkers:

A

Meestal streptococcen (50-60%), of staphylococcen aureus (30%)

69
Q

Welke criteria kunnen er worden gebruikt voor het stellen van de diagnose endocarditis?

A

Duke criteria

Zeker:
OF 2 major
OF 1 major + 3 minor
OF 5 minor
Mogelijk:
OF 1 major + 1 minor
OF 3 minor

Major:
- pos bloedkweken met microorganisme passend bij endocarditis
- Echocardiogram bewijst endocarditis

Minor:
- predisponerende hartaandoening of iv drugs
- Koorts >38
- Vasculair
- Immunologisch
- Echocardiogram niet bewijzend, maar passend bij endocarditis

70
Q

Behandeling endocarditis

A

Gerichte antibiotica meestal 6 weken iv

Klepoperatie overwegen bij ernstige schade aan klep, oncontroleerbare infectie

Bij bepaalde ingrepen AB profylaxe voor voorkomen endocarditis.

71
Q

Aorta dissectie =

A

= scheur in intima (vals lumen)
= bloed in media (intrmuraal hematoom)
Alleen adventitia geeft nog stevigheid

72
Q

Belangrijkste risicofactor aorta dissectie

A

Hypertensie

73
Q

‘scheurende pijn’, lage bloeddruk passend bij …

A

aorta dissectie

74
Q

Aortadissectie standford indeling (Type A/B) verschil?

A

Type A (acuut)
- ascenderende deel aorta (met of zonder boog/descenderend deel)
- Hoge mortaliteit

Type B (beschouwend)
- boog en/of descenderend deel
- Lagere mortaliteit

75
Q

Longembolie =

A

Losgeschoten trombus die vastloopt in de long arteriën

76
Q

Longembolie is een veneus probleem, stolsel afkomstig vanuit …

A

Veneuze trombose (meestal uit been, soms arm, v cava), soms vanuit trombus rechter harthelft

77
Q

Trias van Virchow gebruikt voor …
Noem ze

A

Veneuze trombose

Verhoogde stolbaarheid bloed
Schade vaatwand
Veranderde bloedstroom (zoals stase)

78
Q

D-dimeer =

A

Afbraakproduct van fibrine

Hoge sensiviteit, lage specificiteit (dus weinig vals negatieven, veel
vals positieven)

79
Q

Voor longembolie diagnostiek kan gebruik worden gemaakt van de … criteria of de … criteria

A

Well’s criteria
Years criteria

80
Q

Bij de Well’s criteria wordt er gekeken naar de volgende 7 punten:

A

Klinische tekenen van DVT
Longembolie meest waarschijnlijke diagnose
Hartfrequentie >100/min
Immobilisatie (>3 dgn) of chirurgie <4wkn geleden
DVT/longembolie in VG
Hemoptoe
Maligniteit (<6mnd na laatste behandeling of palliatie)

Er wordt tevens gekeken naar D-dimeer

81
Q

Bij de Years criteria wordt er gekeken naar de volgende 3 punten:

A

Tekenen van DVT
Hemoptoe
Longembolie meest waarschijnlijke diagnose

Er wordt tevens gekeken naar D-dimeer

82
Q

Wat is een ruiterembolie?

A

Sluit beide longslagaders bij splitsing af: acute ernstige hypoxie

83
Q

Klachten bij forward failure hartfalen (3)

A

▪ malaise: vermoeidheid, verminderde eetlust, vermagering
▪ dyspnée d’effort, dyspnée de repos
▪ lage bloeddruk: duizeligheid, koud gevoel, shock

84
Q

Klachten bij backward failure hartfalen, rechts: (2)

A

bovenbuiksklachten (hepatomegalie), nycturie

85
Q

Klachten bij backward failure hartfalen, links: (4)

A

dyspnée d’effort, dyspnée de repos, orthopnoe, astma cardiale

86
Q

De diagnose (acuut) hartfalen wordt gesteld dmv: (5)

A

Anamnese
Lichamelijk onderzoek
NT-pro-BNP
ECG
Echocardiografie

87
Q

Waarom kan hartfalen ontstaan bij een longembolie?

A

weinig venous return links → weinig vulling linker ventrikel → lage cardiac output

Ernstige circulatoire problemen/ shock door acuut ernstig rechtsfalen

88
Q

Wat voor diagnose is shock?

A

Klinische diagnose

89
Q

4 soorten shock

A

Distributieve shock
Hypovolemische shock
Cardiogene shock
Obstructieve shock

90
Q

Welk aanvullend onderzoek kan er worden gebruikt om op een structurele manier alle mogelijkheden van shock af te gaan?

A

Echografie (POCUS), bijvoorbeeld via het RUSH protocol

91
Q

Pompfalen = … shock

A

Cardiogene

92
Q

Etiologie cardiogene shock (6)

A

ischemie/infarcering (non-STEMI/STEMI)
Papillairspier-, ventrikelseptum- vrijewandruptuur
Ritme- en/of geleidingsstoornis
Cardiomyopathie
Myocarditis
Acute verslechtering bekende cardiale aandoening

93
Q

Klinisch beeld
B: crepiteren/ronchi do longoedeem bij linkszijdig backward failure
C: CVD verhoogd bij rechtszijdig backward failure, souffles als uiting van kleplijden, ECG aanwijzingen voor ischemie, ritmestoornis of tekenen van (peri)myocarditis
E: koorts bij (peri)myocarditis, endocarditis stigmatate of oedeem

Welke shock past hierbij?

A

Cardiogene shock

94
Q

Aanvullend onderzoek bij (verdenking) cardiogene shock (6)

A

Hartecho (globale inschatting li ventrikel ejectiefractie - verminderd)
Longecho (zoek naar bilaterale B-lijnen en/of pleuravocht (teken van longoedeem)
Vena cava echo: verwijd (>2.5cm) en verminderde collaps (<40%)
Echo abdomen: vrij vocht
ECG: ritme, frequentie, blocks, ischemie
X-thorax: corgrootte, corfiguur, redistributie

95
Q

Behandeling cardiogene shock (5)

A

Geef volumebelasting, bv 250cc plasmavervangmiddel (Ringerslactaat)
O2 (15L/min NRM)
Positief inotrope middelen
Overweeg mechanische ondersteuning
Bij ischemie/infarcering, ruptuur, obstructie of tamponade: overweeg onmiddelijke (chirurgische) interventie

96
Q

Tekort aan circulerend volume = … shock

A

Hypovolemische

97
Q

Etiologie hypovolemische shock (2)

A

Hemorrhagisch
—> Traumatisch (blood on the floor en 4 places more: borst, buik, bekken, lange pijpbeenderen (bovenbenen))
—> Non-traumatisch

Vochtverlies (vb GI-verlies bij braken/diarree, overmatige diurese, brandwonden)

98
Q

Klinisch beeld
C: normale CVD, koude klamme acra, trage CRF, bloedingsfocus, kleine polsdruk
D: hyperglycemie

Welke shock past hierbij?

A

Hypovolemische shock

99
Q

Behandeling hypovolemische shock (hemorrhagische shock) (2)

A

Bloedingscontrole
Herstel circulerend volume

100
Q

Behandeling hypovolemische shock (niet-hemorrhagische shock) (2)

A

Corrigeren onderliggende oorzaak
Optimaliseren en stabiliseren vitale parameters

101
Q

Verlaagde systeemweerstand = … shock

A

Distributieve

102
Q

Verlaagde perifere vaatweerstand (vasodilatatie) = … shock

A

Distributieve

103
Q

Klinisch beeld
A: stridor, heesheid en zwelling van lippen/tong
B: tachypnoe >20min, bronchospasme, tekenen van pneumosepsis
C: let op systolische bloeddruk <100mmHg
D: let op EMV <15, tekenen van intoxicatie, plasma glucose
E: koorts of ondertemperatuur (sepsis), huidafwijikingen passend bij anafylaxie (erytheem, rticaria) of focus sepsis (cellulitis fasciitis)

Bij welke shock past dit het beste?

A

Distributieve shock

104
Q

qSOFA =

A

Quick Sequential Organ Failure Assessment
Identifies high-risk patients for in-hospital mortality with suspected infection outside the ICU.

GCS <15
Ademhaling > of gelijk aan 22
Systolische bloeddruk < of gelijk aan 100

105
Q

qSOFA criteria =

A

AH frequentie > of gelijk aan 22/min
Veranderd bewustzijn GCS <15
Systolische bloeddruk < of gelijk aan 100mmHg

106
Q

Aanvullend onderzoek bij (verdenking op) distributieve shock (6)

A

Echo abdomen en thorax: zoek naar infectiefocus
Echo hart: globale ejectiefractie
Vena cava echo: collaberend en smal (vocht zit overal behalve vena cava)
Bloed, ABG: lactaat, Hb, trombo, Na, K, Ureum, kreat, CRP, leverfunctie, lipase, kruisserum
Kweken: bloed, urine, anvullende kweken
Op indicatie: X-thorax, toxicologisch onderzoek

107
Q

Behandeling distributieve shock:
- …
- … bij MAP <65
- Anafylaxie: …
- Bijniercrisis: …
- Overweeg …

A

Volumebelasting, vb 500c ringerslactaat
Positief inotrope middelen bij MAP <65
Anafylaxie: start adrenaline, salbutamolverneveling, H1-antagonist (clemastine) en corticosteroiden
Bijniercrsis: start hydrocortison
Overweg onmiddelijke (chirurgische) interventie als source control (bv bij sepsis bij appendicitis)

108
Q

Wat voor shock kan er ontstaan bij een dwarslaesie?

A

Neurogene shock

109
Q

Wat maakt een septische shock?

A

Er is vasopressie nodig om de bloeddruk te handhaven (en lactaat >2)

110
Q

Blokkade van de circulatie = … shock

A

Obstructieve

111
Q

Etiologie obstructieve shock (5)

A

Spanningspneumothorax
Longembolie
Harttamponade
Positieve druk beademing
Compressie of occlusie van v. Cava

112
Q

Klinisch beeld
B: tachypnoe, hypersonore percussie, verminderd ademgeruis, midlinedeviatie trachea
C: orgaanhypoperfusie (vb verwardheid), hypotensie, tachycardie, pulsus paradoxus, stijging CVD
E: koude acra, tekenen DVT

Bij welke shock past dit?

A

Obstructieve shock

113
Q

Trias van Beck zijn symptomen die passen bij …

A

Harttamponade

114
Q

De trias van Beck bestaat uit:

A

CVD verhoogd
Gedempte cortonen
Hypotensie

115
Q

Aanvullend onderzoek bij obstructieve shock (6)

A

Echo long: tekenen van pneumothorax
Echo hart: pericardvocht, tekenen van rechtsbelasting
Vena cava echo: verminderde collaps en breed
Echo benen: aanwijzingen DVT
Lab: blodbeeld, ck, troponines, nierfunctie, infectieparameters, kweken
ECG: ST-elevaties in alle afleidingen, swinging hart (alternerend QRS complex)

116
Q

Behandeling obstructieve shock (3)

A

Ondersteunende maatregelen zoals zuurstof en pijnstilling
Ontlastende interventies (pleuradrain, pericardiocentese)
Intraveneuze vulling met bolus en continue vulling afhankelijk van etiologie

117
Q

Shock door positieve drukbeademing noem je ook wel een … shock

A

Iatrogene shock

118
Q

Een iatrogene shock door positieve drukbeademing valt onder een … shock

A

Obstructieve

119
Q

Een neurogene shock valt onder een … shock

A

Distributieve

120
Q

Een septische shock valt onder een … shock

A

Distributieve

121
Q

Waar zit een massale bloeding in de ABCDE?

A

Voor de A! (Treat first what kills first)

122
Q

Streef MAP (mean arterial pressure) bij shock patienten =

A

65 mmHg

123
Q

Streefsaturatie bij shock patienten =

A

> 95%

124
Q

Shock: Behandel de patient aan de hand van een …

A

Werkdiagnose (en shock is geen werkdiagnose)

125
Q

(Geschat) bloedverlies zijn in 4 verschillende klasse’s ingedeeld:

En hoeveel bloed heeft een volwassene?

A

Klasse 1 = <15% bloedverlies, meestal geen transfusie, normale parameters

Klasse 2 = 15-30% bloedverlies, soms transfusie, verhoogde hartfrequentie, verminderde polsdruk, verlaagd base-excess

Klasse 3 = 31-40% bloedverlies, vrijwel altijd transfusie, verhoogde hartfrequentie, verminderde polsdruk, verhoogde ademfrequentie, verminderde UP, verlaagde GCS, verlaagd base-excess

Klasse 4 = >40% bloedverlies, massale bloedtransfusie, verhoogde hartfrequentie, verlaagde bloeddruk, verminderde polsdruk, ademfrequentie verhoogd, verminderde UP, verlaagde GCS, verlaagd base-excess

Gemiddeld heeft een volwassen vrouw 4,5 liter bloed en een volwassen man 5,6 liter bloed in het lichaam.

126
Q

Aanvullend onderzoek hypovolemische shock (5)

A

Echo abdomen en thorax: vrij vocht in buik of thorax knnen aantonen en beoordelen aorta
Echo hart: globale ejectiefractie
Vena cava echo: collaberend (>50%) en smal (<2cm)
Bloed, ABG: base excess, lactaat, Hb, calcium, kalium, stollingsparameters
Urine: natrium, en FENa

127
Q

Etiologie distributieve shock (10)

A

Sepsis
Toxic-shock-syndroom
Non-infectieus inflammatoir (oa brandwonden)
Anafylaxie
Transfusiereactie
Bijnierschorsinsufficientie
Neurogene shock
Leverfalen
Intoxicatie
Vet-, vruchtwater- of gasembolie

128
Q

Noem 2 schokbare en 2 niet schokbare ritmes

A

Schokbaar: ventrikelfibrillatie en ventriculaire tachycardie zonder pols
Niet-schokbaar: asystolie en polsloze elektrische activiteit (PEA)

129
Q

Wat is het teug volume van een baby/kind?

A

7 ml/kg

130
Q

Welke medicatie geef je wanneer je een niet-schokbaar ritme hebt? En wanneer?

A

Zo snel mogelijk adrenaline 1mg
Daarna om het blok opnieuw adrenaline (dus blok 1, blok 3, blok 5 etc.)

Bij kinderen 10 mcg/kg adrenaline

131
Q

Welke medicatie geef je wanneer je een schokbaar ritme hebt? En wanneer?

A

Geef na drie blokken 1 mg adrenaline IV (of IO). Herhaal de adrenaline toediening om de 3-5 minuten (om het blok), dus in blok 3, blok 5, blok 7 etc.

Geef na 3 schokken amiodaron 300 mg IV (of IO) in bolus. Geef de volgende dosis van 150 mg amiodaron na de vijfde schok. (Dus als je elk blok schokt in blok 3 300mg en in blok 5 150mg). Bij kinderen: 5mg/kg

132
Q

Wat zijn de 4 H’s en 4 T’s bij reanimatie? (mogelijke oorzaken)

A

Hypoxie
Hypovolemie
Hyper-/hypokaliemie, hypocalciemie, hypoglykemie
Hypo-/hyperthermie

Tension (spannings) pneumothorax
Tamponade hart
Toxinen (intoxicatie)
Trombose (bijvoorbeeld longembolie, hartinfarct)

133
Q

Met hoeveel joule shock je bij kinderen?

A

4J/KG

Tot een max van 200 J

134
Q

Ritmecontrole bij een reanimatie doe je elke … minuten

A

2

135
Q

CHADS-VASc score (7)

A

Voor atriumfibrilleren stroke risk

Leeftijd
Geslacht
Congestive heart failure in VG
Hypertensie in VG
Stroke/TIA/embolie in VG
Vasculaire ziekte in VG
Diabetes in VG

136
Q

Aspirine grijpt in op de primaire of secundaire hemostase?

A

Primaire hemostase

137
Q

Acetylsalicylzuur en andere NSAID’s beinvloeden de adhesie of aggregatie?

A

Aggregatie

138
Q

Trombocytenaggregatieremmers grijpen aan op de … hemostase

A

Primaire

139
Q

Indicatie trombocytenaggregatieremmers (4)

A

Atherosclerotische vaatziekten
- herseninfarct
- hartinfarct
- angina pectoris
- etalagebenen

140
Q

Vit K antagonisten, DOAC, heparine en LMWH grijpen aan op de … hemostase

A

Secundaire

141
Q

Secundaire hemostase remmers indicaties (4)

A

Niet-atherosclerotische stolneiging
- DVT
- longembolie
- atriumfibrilleren
- mechanische hartklep

142
Q

Werking salicylaten (ascal)

A

Inhiberen tromboxaan A2 in de trombocyt waardoor irreversibele binding aan cyclo-oxygenase (COX)

143
Q

Werking P2Y12-remmers (clopidogrel, ticagrelor, prasugel)

A

Inhiberen ADP-afhankelijke plaatjesactivatie via remming op de P2Y12-receptor

144
Q

Werking vitamine K antagonisten (coumarines)

A

Remt vit K afhankelijke productie van stollingsfactor II, VII, IX, X

145
Q

Werking DOAC dabigatran

A

Remt trombine (factor II)

146
Q

Werking DOAC rivaroxaban/apixaban/edoxaban

A

Remmen factor Xa (factor 10 actief)

147
Q

Werking heparine en LMWH

A

Remmen direct factor X en II

148
Q

Belangrijke interactie ACE-remmer/ARB
Belangrijke contra-indicatie

A

NSAID
Pre-terminaal nierfalen

149
Q

Welke groepen antihypertensiva werken op het RAAS en welke niet?

A

A en B wel
C en D niet

150
Q

Twee soorten beta blokkers, namelijk:

A

Selectief B1 receptoren
Niet-selectief B1 en B2 receptoren

151
Q

2 Belangrijke contra-indicaties beta blokkers

A

AV-blok
Astma

152
Q

B1 receptoren grijpen aan op

A

Hart: contractiekracht vermindert en daling hartfrequentie door verminderde AV-geleiding

Nieren: RAAS vermindert

153
Q

B2 receptoren grijpen aan op

A

Longen: bronchusvernauwing
Kleine bloedvaten: vasoconstrictie

154
Q

Behandeling angina pectoris (3)

A

Leefstijladviezen

Aanvalsbehandeling met nitroglycerinespray oromucosaal of isosorbidedinitraat tablet sublinguaal

Onderhoudsbehandeling (bij >2 aanvallen/wk) beginnen met betablokker of dihydropyridine-calciumantagonist

155
Q

YEARS criteria

A

Gebruikt bij verdenking longembolie

Clinical signs of DVT
Hemoptysis
PE most likely diagnosis

D-dimeer