Thema 3 - depressie Flashcards

1
Q

Welke monoamines beïnvloeden elkaar?

A
  • 5HT –> DA, NA
  • NA –> 5HT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doen de volgende hersengebieden:
* Hippocampus
* Amygdala
* Hypothalamus
* PFC
* Nucleus accumbens

A
  • Hippocampus: Herinneringen
  • Amygdala: Emotie centrum
  • Hypothalamus: Bijna alle regios van cerebrum cortex, overlevingsgedrag en emoties
  • PFC: Cognitieve functies van emoties, zoals beslissingen, plannen en impusiviteit.
  • Nucleus accumbens: Beloningscentrum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke hersendelen zijn belangrijk bij depressieve stemming? Welke monoamine?

A

Amygdala, PFC. DA en NA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke hersendelen zijn belangrijk bij schuldgevoel, waardeloosheid, suïcidaal? Welke monoamine?

A

Amygdala, PFC. Door tekort 5HT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat veroorzaakt gewichtsverlies in depressie?

A

Disregulatie van hypothalamus, 5-HT en DA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Niet iedere depressie is hetzelfde, Hoe komt dit?

A
  • Minder dopamine –> afnamen positieve gevoelens
  • Minder 5-HT –> Meer negatieve gevoelens

Depressie kan op een schaal van deze twee liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de Monoamine deficiëntie hypothese?

A
  • Bij depressie een tekort aan monoamines, en mogelijk upregulatie van receptoren.
  • Verder zorgt monoamine binding voor de productie van BDNF –> belangrijk voor overleving en proliferatie neuronen –> bij depressie te kort en dus sterven neuronen af (minder neuroplasticiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de stress hypothese?

A
  • Amygdala stimuleert HPA, PFC en hippocampus remt –> invloed op stress
  • Bij veel stress een hoge concentratie cortisol –> normaal geremd door glucocorticoïd receptor voor autoregulatie
  • Bij chronische stress werkt deze negatieve feedback niet meer!

Hoge cortisol remt afgifte BDNF –> minder instand houden neuronen –> verminderde monoamine afgifte –> depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

SSIR’s?

A

Remmen SERT –> geen heropname seratonine
* Leidt tot overactivatie 5HT1a (autoregulatie 5-HT)–> na een tijd desensitisatie –> disinhibitie en dus meer seratonine vrijgave –> meer stimulatie postsynaps en mogelijk meer BDNF.
* Duurt +-25 dagen voor effect.

Bijwerkingen:
* Sexueel –> hogere stimulatie 5HT2a
* Misselijkheid en braken 5HT3 stimulatie (want meer 5-HT) chemo-trigger zone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

TCA’s?

A

Aangrijpingspunt
* Blokkade van NET en SERT
* Sommige TCA’s antagonist 5HT2A en 5HT2C
* Blokkade H1-histamine receptoren
* Blokkade alfa1-receptoren

Bijwerkingen:
* Gewichtstoenamen en sedatie –> blokkeren H1 en 5HT2c
* Misselijkheid en braken 5HT3 stimulatie (want meer 5-HT) chemo-trigger zone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mirtazapine

A

Aangrijpingspunt
* Blokkert alfa2-receptor –> NA autoreceptor en 5-HT heteroreceptor.
–> Meer 5-HT en NA release!
* Blokkeert 5HT2A, 5HT2C, 5HT3 receptor –> verbetert depressei symptomen
* Blokkeert H1-receptor
* Door hogere NA release zal meer binden aan alfa1 receptor (want alfa2 geblokkeerd) –> Nog meer 5-HT

bijwerkingen:
* Gewichtstoename en sedatie door H1 en 5HT2c binden
* Misselijkheid en braken 5HT3 stimulatie (want meer 5-HT) chemo-trigger zone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ketamine

A
  1. NMDA receptor antagonist
  2. Remt GABAerge neuronen activiteit
  3. Geen GABAa activatie op monoamine neuronen
  4. Meer monoamine vrijgave
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly