Thema 2 - ADHD Flashcards

1
Q

Welke hersengebieden zijn betrokken bij selectieve aandachtproblemen van ADHD?

A

Probleem in de dorsale anterieure cingulate cortex (dACC) die onderdeel is van het cortico-striato-thalamo-corticale (CSTC) loop. Selectieve aandacht werkt niet goed wanneer het dACC weinig of niet werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke hersengebieden zijn betrokken bij concentratie problemen van ADHD?

A

probleem in de dorsolaterale PFC (DLPFC) dat onderdeel is van de CSTC loop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke hersengebieden zijn betrokken bij impulsiviteit van ADHD?

A

probleem in de functionaliteit van de orbitofrontale cortex wat onderdeel is vande CSTC loop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke hersengebieden zijn betrokken bij hyperactiviteit van ADHD?

A

probleem in de prefrontale motor cortex naar de putamen (laterale striatum) in de CSTC loop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het basis mechanisme van ADHD?

A

De modulatie van het prefrontale cortex (PFC) vind plaats via DA en NA modulatie op de perimidale cellen.. Door een disregulatie tussen deze twee neurotransmitters vind er een inefficiënte neurotransmissie plaats in het prefrontale cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is tonische activiteit? En fasische?

A

Tonisch: traag vuren van neuronen
Fasisch: neuronen vuren in een uitbarsting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke receptoren worden geactiveerd in rusttoestand door NA en DA in de prefrontale cortex?

A

NA: Alfa2a –> postsynaptische receptoren –> positief effect –> positief effect PFC

DA: Eerst** D3** gestimuleerd (meer selectief dan D1/D2). Dan** lage** activatie D1 –> goed voor PFC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er bij te hoge niveau’s van NA en DA in de prefrontale cortex?

A

NA: Nu wordt niet allen Alfa2a gestimuleerd, maar ook Alfa1 + Beta 1 –> leidt tot minder werkgeheugen!

DA: Nu wordt D1 + D2 veel gestimuleerd –> negatief effect PFC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het reactiemechanism van NA op pyrimidale cellen in de PFC?

A
  1. NA bind aan de Alfa2a-receptor in pyrimidale cellen
  2. De Alfa2a-receptor is een** inhibitoire G-eiwit (Gi)**
  3. Dit zorgt downsteam voor een verminderde productie in cAMP
  4. Verminderde cAMP zorgt voor verminderde activiteit kationkanaal HCN
  5. Minder hyperpolarisatie –> Meer signaal gaat door naar neuron
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het reactiemechanism van DA op pyrimidale cellen in de PFC?

A
  • DA bind aan de D1 receptor in pyrimidale cellen
  • D1 is een stimulating G-eiwit (Gs)
  • Stimuleert downsteam de productie van cAMP
  • Meer cAMP zorgt voor hogere activiteit kationkanaal HCN
  • Meer hyperpolarisatie –> verminderen inkomend signaal –> filteren ruis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Methylfenidaat, Werking, Target, Effect, Bijzonderheden, Bijwerkingen.

A

Werking:
* Allosterische inhibitie van NET en DAT

Effect:
* Verhoogd DA en NA omdat er minder heropname is. Toename concentratie en aandacht.

Bijzonderheden:
* d-isomeer meer potent

Bijwerkingen:
Slapeloosheid, nerveus, hartkloppingen, verminderde eetlust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Amefetamine, Werking, Target, Effect, Bijzonderheden, Bijwerkingen.

A

Werking:
* Directe antagonist NET en DAT, remt VMAT2

Effect:
* Meer NA en DA in synapsspleet door geen heropnamen. VMAT2 transporteert NA en DA in opslagblaasjes, dus door remming meer in cytosol en meer afgifte

Bijzonderheden:
hoog misbruik potentïeel

Bijwerkingen:
Slapeloosheid, nerveus, hartkloppingen, verminderde eetlust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Atomoxetine, Werking, Target, Effect, Bijzonderheden, Bijwerkingen.

A

Werking:
* Selectieve remming NET

Effect:
* Meer NA (en in mindere maten DA) in synapsspleet door geen heropnamen.

Bijzonderheden:
verlaagd misbruik potentïeel

Bijwerkingen:
Slapeloosheid, hartkloppingen en verhoogde bloeddruk,(a1 en b1 receptoren) verminderde eetlust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Guanfacine, Werking, Target, Effect, Bijzonderheden, Bijwerkingen.

A

Werking:
* Selectieve Alfa2a agonist
Effect:
* Meer activatie van Alfa2a Gi eiwit –> minder cAMP –> sluiten HCN kanalen –> meer signaaloverdracht.

Bijzonderheden:
Alternatief als andere niet werken

Bijwerkingen:
Vermoeidheid, lage bloeddruk, Hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly