Thema 3 Flashcards
aandoen
Het is donker, dus ik doe een lamp aan.
aanvullen
Het zout is bijna op. Ik koop meer zout en ik vul het aan.
achteraan
Het toliet is helemaal achteraan in de gang.
af en toe
Sanne gaat af en toe naar de bioscoop. Maar Olga gaat elke week.
De agenda
Dit wordt een lange vergadering! We hebben een volle agenda.
Het alarm
Ons huis heeft een alarm. We horen het als er iemand inbreekt.
Het appartment
Ons appartement is op de vijfde verdieping van de flat.
Bereid zijn om
Be willing to
Kan iemand je helpen? Ja, mijn broer is bereid om me te helpen.
Besparen
Fiesten gaat seller dan lopen. Je bespaart tijd.
De bijeenkomst
The meeting
Tijdens de bijeenkomst praten we over een nieuwe speeltuin.
De blad, bladeren
leaf, leaves
In de herst vallen de bladeren van de bomen.
De boormachine
drill
Alex gebruikt een boormachine om een gat in de muur te maken.
De commissie
the commission
Een bewonerscommissie onderzoekt de ongelukken in de wijk.
communiceren
to communicate
Op je werk moer je goed communiceren. Je vertelt wat je doet en je vraagt dingen die je niet begrijpt.
De container
the container
Hij doet het tuinafval in de groencontainer.