Thema 2 Flashcards

1
Q

De aanpak

A

The approach
Niet nadenken, maar doen. Dat is de aanpak van mijn zoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zich aanpassen

A

To adjust
Als je chronisch ziek bent, dan moet je je leven aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Actief

A

Active
Julan is een active jongen; hij voetbalt, zwemt en loopt hard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ademen

A

Breathe
Probeer rustig te ademen. Zo kun je je beter ontspannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De ademhaling

A

The respiration
Als je goed wilt zinger, moet je op je ademhaling letten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Afwisselend

A

Varied
Ik heb een afwisselende baan. Ik doe elke dag iets anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandelen

A

Treat or cure…to deal with or handle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behoefte hebben aan

A

To need
Ik ga even naar buiten want ik heb behoefte aan frisse lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de bejaarde

A

The elderly
In het weekend gaat de bejaarde met zijn kinderen naar de film.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benauwd

A

Feeling stuffy or cramped
Ik heb het erg benauwd dus ik loop naar buiten voor frisse lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De beperking

A

The limitation…restriction
Ik kan niet goed rekenen. Dat vind ik soms een lastige beperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschadigd

A

Damaged
Ik ben gevallen en nu is mijn fiets beschadigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bijsluiter

A

Directions for a Prescription
Als je medicine koopt, krijg je altijd een bijsluiter met informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De bijwerking

A

The side effect
Ik ben misselijk. Dat us helaas een bijwerking van mijn medicine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Biologisch

A

Organic
Alex koopt alleen biolgische voeding. Hij vindt gezond eten heel belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Buigen

A

Bow, bend
Als ik mijn rug buig, heb ik veel pijn. Iets oprapen is daarom moeilijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Chronisch

A

Chronic
Mijn dochter is chronisch ziek. Zij heeft suikerziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Chronish

A

Chronic
Mijn dochter is chronisch ziek. Zij heeft suikerziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Combineren met

A

Combine with
De cursist combineert het leren van de Nederlands taal met werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zich concentraten (op)

A

Concentrate
Ik kan me niet concentreren op mijn werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De crème

A

Cream
Je gebruik het om een zachte huid te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De diagnose

A

Diagnosis
Gisteren heb ik de diagnose krijgen: ik heb RSI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De diepvries

A

Deep freeze
Het brood is op. Is er nog brood in de diepvries?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De drugs

A

Sommige messenger gebruiken drugs tijdens een feestje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
De energie
Energy Ik ben erg moe en ik heb geen energie om schoon te maken.
26
Ernstig
Serious, grave, important Bij ernstige situaties moet U meteen 112 bellen.
27
Het etiket
Label Ik mag geen milk. Daarom kijk ik op het etiket van het product.
28
Het evenwicht
Balance Het is moelijk om op één been in evenwicht te blijven en niet te vallen.
29
Financieel
Financial De financiële zakeen van het bedrijf gaan slecht.
30
Fris
Heb je iets fris voor me? Ik heb geen zin in coffee of thee.
31
Functioneren
Function Als ik erg moe ben, kan ik niet goed functioneren.
32
De fysiotherapeut
The physical therapist De fysiotherapeut geeft me oefeningen tegen rugpijn.
33
Geestelijk
Mentally can also mean spiritually De jongen is geestelijk ziek: hij is depressief.
34
Het geheugen
The memory De docent vergeet de namen van de cursisten. Zijn geheugen is slecht!
35
De Gehoorbescherming
Ear protection Gebruik gehoorbescherming als je met die lawaaierige machine werkt.
36
Genezen ( zijn)
Cure, heal Mijn is tien haar ziek geweest. Nu is ze helemaal genezen.
37
Gespannen zijn (voor)
Stretched, tense, strained Mijn broer is erg gespannen voor zijn rijexamen.
38
Het gevolg
The consequence Hard rijden kan vreselijke gevolgen hebben.
39
De grens
Border can also mean limit Deze keer kan ik je niet helpen. Ik moet op mijn grezen letten.
40
Wisselt
Changes, varies Soms ga ik met de auto, soms met de fiets. Het wisselt.
41
De houdbaarheidsdatum
The Expiration Date Het vlees ruikt vies. Kijk even naar de houdbaarheidsdatum.
42
De houding
The posture, position, stance Je moet niet te lang in dezelfde houding zitten. Beweeg regelmatig.
43
De instanie
The agency De gemeente is een instantie waar je je paspoort haalt.
44
De jeuk
The itch Ik hen last van jeuk, want mijn huid is heel droog
45
Kant-en-klaar
Ready made De gordijnen zijn kant-en-klaar. U kunt ze meteen ophangen.
46
Langdurig
Long lasting De werknemer komt zes maanden niet werken want hij is langdurig ziek.
47
Leunen (op)
To lean Mijn oma leunt op een stok als ze loopt, anders valt ze.
48
Het lijf
The body Mijn vader heeft last van zijn hele lijf. Alles doet pijn.
49
De lippenstift
The lipstick Je gebruik het om je lipped kleur te geven.
50
De maatregel
Measure as in policy Er is veel stress op het werk. De baas heeft daarom maatregelen genomen; iedereen gaat een paar uur minder werken.
51
Het middel
Remedy Er is geen middel tegen mijn ziekte. Ik moet ermee leren leven.
52
De mogelijkheid
The possibility
53
Naar achter
Backwards or follow behind
54
Naar voren
Forward De cursist loopt naar voren om iets op het borders te schrijven.
55
Noodzakelijk
Necessary Om een goede baan te krijgen is het noodzakelijk om Nederlands to leren.
56
De oefening
The exercise Aster heeft rugpijn. Daarom moet ze oefeningen doen.
57
De omgeving
Surroundings, environment, setting Ik werk in een omgeving met veel natuur.
58
Ondertussen
Meanwhile, meantime Als jij de boodschappen betaalen,doe ik ze ondertussen on de tas.
59
Zich ontspannen
Relax Yusuf ontspant zich in een warm bad.
60
De oorzaak
The cause De oorzaak van de ongeluk was een kapot stoplicht.
61
Optillen
Lift
62
Het parfum
The parfum
63
De patiënt
The patient
64
De pijnstiller
The painkiller
65
De/het pincet
The tweezers
66
De pleister
Band aid
67
De presentator
The presentator
68
Rechtop
Upright
69
Rekening houden met
Take into account Ik houd rekening met de buren dus ik maak geen lawaai thuis.
70
Het risico
The risk
71
De rolstoel
The wheelchair
72
De shampoo
The shampoo
73
De veiligheids speld
The safety pin
74
De stof
The dust or substance
75
Strekken
Stretch
76
De maag tablet
The stomach pill
77
De therapie
The therapy
78
De thermometer
The thermometer
79
Toenemen (met)
Increase by Het aantal toeristen in Nederland neemt toe. Daarom zijn er ook steeds meer hotels.
80
Troosten
To console De kleuter is van zijn fietsje gevallen en zijn moeder troosten hem.
81
De tube (tandpasta)
The tube of toothpasta
82
De uitslag
The result, outcome Morgen krijg ik de uitslag van mijn slaaponderzoek.
83
De vegetariër
The vegetarian
84
Het verband
The bandage
85
Vergelijken (met)
To compare
86
Het verpleeghuis
Nursing home
87
Verwennen
To pamper, indulge, spoil
88
De vitamine
The vitamin
89
De voeding
The food
90
Volhouden
to hold, hang on Kun jij lang onder water zwemmen? Ik houd het maar tien seconded vol.
91
Voordoen
Do, perform a task, ect? Wil je de opdracht voordoen? Ik vind hem moelijk.
92
Voorkomen
Prevent Veel oude mensen krijgen een griepprik om te voorkomen dat ze ziek worden.
93
Voorlopig
Provisional, temporary, for the time being Ik heb het nu erg druk. Voorlopig heb ik geen tijd om te sporten.
94
Voorschrijven
To prescribe De huisarts heeft me neusdruppels voorgeschreven.
95
De vrije tijd
The free time
96
De vrijwilliger
The volunteer
97
De watten
The cotten wool
98
Zakken
Lower, sink Goed nieuws! De huizenprijzen gaan zakken. Nu zijn ze echt te hoog!