Thema 1 Flashcards
1
Q
ontstaan
A
Verb: arise / originate / grow / breed Noun: genesis, beginning, origination, commencement
2
Q
Aan de slag gaan
A
Get to work.
We stoppen met praten en gaan aan de slag.
3
Q
Weigeren
A
Refuse, decline, turn down
4
Q
Uiteindelijk
A
Adjective: Final, ending
Adverb: in the end, lastly, at long last, finally
5
Q
Geslaagd
A
Passed, successfully, successful
6
Q
aanraken
A
To touch
7
Q
Beleefd
A
Polite
8
Q
Betrouwbaar
A
Trustworthy
9
Q
Boren
A
To drill
10
Q
Breien
A
To knit
11
Q
Contact opnemen met
A
Contact
12
Q
Deelnemen aan
A
Join, take part in
13
Q
Deskundig
A
Adjective: trained as Expert, professional
De dotter heeft 12 jaar ervaring. Hij is erg deskundig
14
Q
Fluiten
A
Whistle
15
Q
Gastvrij
A
Hospitable
16
Q
Gevlucht
A
Escaped from oppressed situation
17
Q
Vluchten
A
To flee
18
Q
Graven
A
To dig