Thema 1 De of Het Flashcards
1
Q
De accountant
A
Accountant
2
Q
De acteur
A
Actor
3
Q
De administratie
A
Administration
4
Q
De adviseur
A
Advisor
5
Q
De angst
A
Fear
6
Q
Het avontuur
A
Adventure
7
Q
De band
A
Band
8
Q
De beslissing (nemen)
A
Decision
Ik neem een grote beslissing
9
Q
De coach
A
Coach
10
Q
Het doel
A
Goal
11
Q
De eigenschap
A
Characteristic, attribute
12
Q
Het gedrag
A
The behavior
13
Q
Het gereedschap
A
The tools
14
Q
De gevangenis
A
The prison
15
Q
De gewoonte
A
The habit
16
Q
Het instrument
A
The instrument