Thema 3 Flashcards

1
Q

Zorggebruik gekenmerkt door onzekerheid - 4 fundamentele onzekerheden

A

Onzekerheid over tijdstip.
Onzekerheid over aard en omvang.
Onzekerheid over de kosten.
Onzekerheid over het effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is verzekeren ipv van zorgsparen efficiënter?

A

Verzekeringen bieden zekerheid door het ‘vernietigen’ van risico. Vernietigen van risico door het ‘poolen’ van grote aantallen risico’s. Dankzij de wet van de grote aantallen wordt een onzeker verlies voorspelbaar. Dankzij het poolen van risico’s kan een groot onzeker verlies (schade) worden omgezet in een klein zeker verlies (premie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wet van de grote aantallen

A

De wet van de grote aantallen houdt in dat bij een gegeven kans op verlies (schade) voor een individu het gemiddelde verlies per individu tendeert naar het populatiegemiddelde naarmate het aantal individuen in de ‘pool’ toeneemt. Een belangrijke voorwaarde voor deze wet is dat het gaat om homogene risico’s ofwel gelijke kans op schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verzekeringen en solidariteit

A

We kunnen onderscheid maken tussen private verzekeringen die op een vrije markt worden verkocht en sociale verzekeringen die de overheid regelt. Die typen verzekeringen zijn ook gebaseerd op verschillende vormen van solidariteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Private verzekeringen ⇒ gebaseerd op …

A

kanssolidariteit
- Poolen van groot aantal homogene risico’s (gelijke kans op schade).
- Equivalentiebeginsel: premies zijn equivalent aan risico.
(Verzekeringspremie = risicopremie (p*X) + premie-opslag)
- Solidariteit tussen individuen met een gelijk risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociale verzekeringen ⇒ gebaseerd op …

A

risicosolidariteit en inkomenssolidariteit.

  • Poolen van groot aantal heterogene risico’s (ongelijke kans op schade).
  • Individuele preemies: onafhankelijk van individueel risico & afhankelijk van inkomen.
  • Solidariteit tussen individuen met een ongelijk risico en inkomen.
  • Verplichte kruissubsidies noodzakelijk. Er zijn kruissubsidies tussen risicogroepen en kruissubsidies tussen verschillende inkomensgroepen. Deze kruissubsidies moet je collectief afdwingen omdat die niet vanzelf tot stand komen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Positieve welvaartseffecten van zorgverzekeringen

A
  • Onzekerheidsreductie. Dankzij sociale zorgverzekeringen is de onzekerheid sterk gereduceerd.
  • Toegang tot anders onbetaalbare zorg.
  • Voorkómen negatieve externe effecten (bv. bankroet).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verwachte nutstheorie

A

De individuele vraag naar private verzekeringen hangt af het verwachte nut “expected utility” dat een individu aan een verzekering ontleent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verwacht nut (expected utility) wordt bepaalt door een aantal factoren

A
  1. Mate van risico-aversie: De afkeer die mensen hebben van risico of onzekerheid (risicohouding).
  2. Kans op schade (p). Bijvoorbeeld de kans op een bepaalde ziekte.
  3. Omvang verwacht schade (X).
    Bijvoorbeeld het bedrag dat je voor een bepaalde ziekte moet betalen.
  4. Premie-opslag wordt ook wel ‘prijs’ van zekerheid genoemd die iemand bereid is boven op de risicopremie te betalen.
  5. Inkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Risico-neutraal

A

Stel je voor dat je meedoet met een weddenschap. Iemand gooit een muntje op en als het kop boven is ontvang je 500 euro en als de munt boven is verlies je 500 euro. Als je risico neutraal bent maakt het niet uit of je de weddenschap wint of verlies. De winst die je kan krijgen in termen van nut is even groot als het verlies. Daarom wordt iemand die risiconeutraal is gekenmerkt door een rechte lijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Risico-avers

A

Wanneer u niet bereid bent om hieraan mee te doen bent u risicoavers (ofwel afkerig van risico’s). Hoeveel zou je extra betaald willen hebben om aan deze weddenschap mee te doen? Voor veel Nederlanders ligt dit rond 300 euro extra: dus men is bereid om mee te doen als de potentiële winst 800 euro is (500 + 300) en het potentiële verlies 200 (500 - 200) is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Risico-zoekend

A

Bij risico-zoekende mensen is nuts winst van de weddenschap altijd groter dan het nut verlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Premie

A

Premie = p*X + PO.
De waarde van verzekeren is gelijk aan de maximale premie-opslag (POm) die de verzekerde bij een bepaalde kans op schade (p) wilt betalen (reservingsprijs).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De vraag naar verzekeringen neem toe…

A
  • Naarmate de risicoaversie toeneemt.
  • Naarmate de onzekerheid toeneemt.
  • Naarmate de potentiele schade groter is.
  • Naarmate de premie-opslag lager is.
  • Wanneer het inkomen lager is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voor- en nadelen vrijwillig eigen risicio

A

Voordelen:
- Meer kostenbewustheid consument: beperking moral hazard.
- Meer keuzevrijheid consument.

Nadelen:
- Minder risicosolidariteit tussen gezonden en ongezonden.
- Denivellerend effect door minder goede keuzes lager opgeleiden. Denivelleren is het vergroten van inkomensverschillen in een land door de overheid. Hoger opgeleiden hebben doorgaans een betere gezondheid en een hoger inkomen. Dus hebben hoger opgeleiden meer profijt van een VER van 500 euro vanwege hun betere gezondheid. Vaak kiezen gezonde en financieel draagkrachtige mensen voor een hoger vrijwillig eigen risico en profiteren zij van lagere premies. Ondertussen dragen minder draagkrahtige en chronische zieke mensen met een verplicht eigen risico een deel van deze lasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mogelijke oplossingen voor nadelige effecten VER

A
  • Betere voorlichting en keuzeondersteuning lager opgeleiden.
  • Premiekorting vrijwillig eigen risico differentieren naar risico (hogere korting voor hogere risico’s).
  • Afschaffen vrijwillig eigen risico.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

4 componenten premieopbouw

A
  1. Risicopremie: Premie ter dekking van de verwachte schade. Dit is de verwachte schade. Voor zorgverzekeraar is dit dus de zorgkosten die naar verwachting moet vergoeden.
  2. Veiligheidsopslag: Een opslag op de premie die de verzekeraar toepast om eventuele onvoorziene uitschieters in de verwachte kosten te kunnen opvangen (reserve).
  3. Winstopslag: Een opslag die is bedoel om uiteindelijke iets aan de verzekering te kunnen verdienen.
  4. Kosten-opslag (‘loading fee’): Is een opslag die is bedoeld ter dekking van de kosten die de verzekeraar maakt voor het aanbieden van een verzekering. Denk aan premiecalculatie, zorginkoop, adverteren, schadeafhandeling, administratie, fraudebestrijding e.d.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Risicopremie

A

Premie ter dekking van de verwachte schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Risk premium

A

Maximale premieopslag die een verzekerde bereid is te betalen bovenop zijn/haar verwachte schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Risicofactoren ziektekosten

A
Gezondheid, leeftijd en geslacht.
Ziektekosten in het verleden.
Wel/niet eigen risico.
Wel/niet alleenstaand.
Nationaliteit.
Beroep, inkomen en opleiding.
Omvang voorzieningen regio.
Leefstijl.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Equivalentiebeginsel

A

Het equivalentie-beginsel impliceert dat er voor elke verzekeraar per afzonderlijke verzekeringscontract een zo groot mogelijke gelijkheid bestaat tussen zijn inkomsten en zijn verwachte toekomstige uitgaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Equivalentiebeginsel komt tot uiting in:

A

Premiedifferentiatie → premie aanpassen aan risico.

Risicoselectie → risico aanpassen aan premie.

Productdifferentiatie. De verzekeraar biedt meerdere producten aan voor mensen met een hoog risico of juist een laag risico groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Mate van premiedifferentiatie hangt af:

A
  • De mate van variatie in verwachte schade.
  • De mate van marktverzadiging (verzekeringsdichtheid).
  • De kosten versus de opbrengst van premiedifferentiatie.
  • Zelfregulering binnen de branche.
  • Maatschappelijke druk en overheidsregulering.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Risicoselectie

A

Acties door consumenten en verzekeraars om risico heterogeniteit die niet in de premie tot uitdrukking is gebracht, uit te buiten en het samenvoegen van heterogene risico’s in één pool te voorkomen.

  1. Selectie door consumenten (anti-selectie).
  2. Selectie door verzekeraars (cherry-picking & lemon dropping)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Anti-selectie

A

Hoge-risico mensen hebben een prikkel om meer verzekeringsdekking te kopen dan lage-risico mensen in dezelfde premie-risicogroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Noodzakelijke voorwaarden van anti-selectie

A

De verzekerde heeft keuze van verzekeringsdekking én de verzekerde beschikt over meer informatie dan in de premiestructuur/acceptatiebeleid tot uiting is gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Effecten van anti-selectie

A

Onderverzekering van lage risico’s.

  • Welvaartsverlies door financiële onzekerheid.
  • Ontoegankelijkheid van (dure) zorg.

Mogelijk ook: opwaartse premiespiraal. Als lage risico niet voor een premie kiezen dan blijven de verzekeraar zitten met alleen de hoge risico’s. Dan moeten ze een hogere premie vragen. Hierdoor kiezen steeds meer mensen niet voor een verzekeraar en blijft het zo stijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Equivalentie ⇒ homogene premie-risicogroepen

A

Zo weinig mogelijk poolen van kosten van heterogene risico’s.

29
Q

Risicosolidariteit

A

Heterogene premie-risicogroepen. Zo veel mogelijke poolen van de kosten van heterogene risico’s.
Op een concurrerende verzekeringsmarkt staan equivalentie en risicosolidariteit dus op gespannen voet met elkaar.

30
Q

(On)verzekerbaar risico

A

Een risico is subjectief (niet) verzekerbaar indien een verzekeraar het hem ter verzekering aangeboden risico (niet) accepteert. Indien een bepaald risico voor alle relevante verzekeraars subjectief (on)verzekerbaar is, is het betreffende risico objectief (on)verzekerbaar.

31
Q

Een risico is meer verzekerbaar als

A
  • De grootst mogelijke schade kleiner is.
  • De gemiddelde schade per gebeurtenis kleiner is.
  • De verzekeringsdekking beperkter is.
  • De gebeurtenis een meer stochastisch karakter heeft. Dit betekent dat de gebeurtenis minder goed voorspelbaar is.
  • De frequentie van de gebeurtenis hoger is.
  • Moral hazard minder optreedt.
32
Q

Vormen van solidariteit

A

Kanssolidariteit: Solidariteit binnen een groep mensen met dezelfde kans op schade. Zijn de kruissubsidies die optreden tussen mensen met gelijke kans op schade. Achteraf zal blijken dat sommige mensen geen schade hebben gehad en geen gebruik hebben gemaakt van de verzekering. En sommige mensen wel schade hebben gehad en gebruik gemaakt van de verzekering.

Subsiderierende solidariteit: Van te voren weet je dat er kruissubsidies gaan optreden en tussen welke groepen dat gaat zijn. (Twee vormen, risico en inkomsensolidariteit)

–> Risicosolidariteit. Kruissubsidies van mensen met een lage risico naar mensen met een hoge risico’s op schade. De mensen met een lage risico zullen bijdrage aan de kosten van mensen met een hoog risico. Het poolen van de kosten van heterogene risico’s.

–> Inkomenssolidarieit. Zijn kruissubsidies met mensen van een hoog inkomen naar mensen met een laag inkomen. Mensen met een hoog inkomen zullen meer bijdrage dan mensen met een laag inkomen.

33
Q

Equivalentie

A

Zo weinig mogelijk poolen van de kosten van heterogene risico’s.

34
Q

Risicosolidariteit

A

Zo veel mogelijk poolen van de kosten van heterogene risico’s. Kruissubsidies van lage risico’s naar hoge risico’s.

35
Q

Regulering voor het organiseren van risicosolidariteit:

A

Regulering voor het organiseren van risicosolidariteit kan d.m.v. subsidies, regulering en/of een combinatie daarvan.

  1. Subsidies.
    - Premieafhankelijke subsidies. Er wordt een subsidie gegeven aan de consument die afhangt van de hoogte van hun premie.
    - Kostenafhankelijke subsidies. Zijn subsidies die niet naar de verzekerde gaan maar naar de verzekeraar. De verzekeraar wordt vergoed op basis van de werkelijke kosten die mensen maken.
    - Risicoafhankelijke subsidies. Dit kan een subsidie zijn aan de verzekerde of aan de verzekeraar.
  2. Regulering.
    - Verbod op premiedifferentiatie.
    - Standaard verzekeringsdekking.
    - Verzekeringsplicht.
    - Acceptatieplicht.
  3. Combinatie van subsidies en regulering.
36
Q

Voorbeelden premieafhankelijke subsidies

A
  • Premie-afhankelijke belastingkorting.
  • Premie-afhankelijke zorgtoeslag.
  • Premie-afhankelijke werkgeversbijdrage.
37
Q

Voorbeelden kostenafhankelijke subsidies

A
  • Proportionele risicodeling: Ex-post kostencompensatie voor verzekeraars gelijk aan X% van de werkelijke kosten.
  • Hoge kosten verevening: Ex-post kostencompensatie voor verzekeraars gelijk aan (X% van) de werkelijke kosten per verzekerde boven een bepaalde drempel.
  • Hoge risico verevening: Ex-post kostencompensatie voor verzekeraars gelijk aan (X% van) de werkelijke kosten per verzekerde boven een bepaalde drempel voor een VOORAF aangewezen groep verzekerden.
38
Q

Voorbeelden risicoafhankelijke subsidies

A
  • Risicoafhankelijke voucher: Subsidie aan de consument afhankelijk van een bepaalde risicokenmerken van die consument.
  • Risicoverevening: Subsidie aan de verzekeraar per verzekerde afhankelijk van een bepaalde risicokenmerk van die verzekerde.
39
Q

Vormen van premieregulering

A

Doorsneepremie per polis: Per verzekeraar of landelijk.

Premiebandbreedte: Waar je als overheid verzekeraars toestaat om de premie in enige mate te differentiëren maar binnen een bepaalde bandbreedte.

Maximum premie.

Verbod op gebruik bepaalde
risicofactoren.

Onopzegbaarheid van de verzekering.

40
Q

Risicoselectie

A

Acties van consumenten en verzekeraars om risico heterogeniteit die niet in de premie tot uitdrukking is gebracht, uit te buiten en het samenvoegen van heterogene risico’s in één pool te voorkomen.

41
Q

Vijf vormen risicoselectie

A

Selectie door verzekerden (anti-selectie):

  1. Via keuze wel/geen verzekering. Dit kan niet in Nederland aangezien je verplicht bent een basisverzekering te nemen.
  2. Via keuze omvang/kwaliteit verzekeringsdekking.

Selectie door verzekeraars:

  1. Via acceptatiebeleid (i.e. selectie aan de poort). Dit kan niet in Nederland aangezien we een acceptatieplicht hebben.
  2. Via productdifferentiatie (e.g. vormgeving van zorgpolissen).
  3. Via andere wegen (e.g. marketing, klantenservice etc).
42
Q

In een situatie zonder premieregulering zijn risico afhankelijke subsidies nodig om …

A

verzekeringen betaalbaar te maken voor mensen met hoge verwachte kosten (met behoud van prikkels tot doelmatigheid).

43
Q

In een situatie met premieregulering zijn risico afhankelijke subsidies nodig om…

A

risicoselectie door verzekeraars tegen te gaan (met behoud van prikkels tot doelmatigheid).

44
Q

Hoe kan risicoselectie (als gevolg van een verbod op premiedifferentiatie) worden tegengegaan?

A

Verdere regulering: Standaard verzekeringsdekking, verzekeringsplicht en acceptatieplicht.

Subsidies: Kostenafhankelijke subsidies en risicoafhankelijke subsidies.

45
Q

Modaliteiten

A

Vouchermodel
Externe risicoverevening
Interne risicoverevening

46
Q

Modaliteit A: Vouchermodel.

A

De risico afhankelijke subsidie van het subsidiefonds gaat naar de consument. Dit is een situatie waar de consument een subsidie kan gebruiken om een premie aan de verzekeraar te betalen. Er moet een bijdrage aan het subsidiefonds worden gedaan, dit kan een vast bedrag zijn per consument en dan ontstaat er ook risicosolidariteit. Op deze manier dragen mensen met een lage risico bij aan de subsidie van de hoge risico. Maar je ook een bijdrage doen via inkomensafhankelijke bijdrage dan ontstaat er naast risicosolidariteit ook inkomenssolidariteit.

47
Q

Modaliteit B: Externe risicoverevening.

A

De risico afhankelijke subsidie van het subsidiefonds gaat naar de verzekeraar. De bijdrage is hetzelfde als bij modaliteit A, dus van de consument naar de subsidiefonds. Die kan door een eigen bijdrage of door een inkomensafhankelijke bijdrage. De verzekeraar kan de subsidie gebruiken om de premie voor mensen met hoge verwachte kosten te verlagen.

48
Q

Modaliteit C: Interne risicoverevening.

A

De risico afhankelijke subsidie van het subsidiefonds gaat naar de verzekeraar. Maar ook de bijdrage is geregeld tussen de verzekeraar en subsidiefonds. Hier ontvangt de verzekeraar een subsidie voor mensen met een hoge verwachte kosten en doet de verzekeraar een bijdrage voor mensen met een lage verwachte kosten.

49
Q

Moral hazard – moreel risicogedrag

A

Je gaat je anders gedragen omdat je weet dat je toch geen financieel risico loopt. Nog veel breder dan dat. Het is vaak onmogelijk om in een contract over alle details afspraken te maken. Er zijn verschillende redenen zoals informatieasymmetrie en transactiekosten (contracten worden door alle informatie heel onoverzichtelijk). Mensen gaan zich dus anders gedragen als er een contract is afgesloten. Vanwege dat contract ontstaat er moreel risicogedrag.

50
Q

Moreel risico bij zorgverzekeraars

A

Het gebruik maken of verlenen van meer of duurdere medische diensten, veroorzaakt door het feit dat de verzekering (een gedeelte van) de kosten vergoedt. We maken onderscheid tussen consument geinduceerd moreel risico en aanbod geinduceerd moreel risico

51
Q

Consument-geïnduceerd moreel risico

A

Risicovoller gedrag omdat je zelf niet hoeft op te draaien voor de financiële consequenties. Wintersporten bijvoorbeeld. Zorgt voor hogere zorgkosten.

Binnen consument-geïnduceerd moreel risico kan een onderscheid worden gemaakt tussen:

  1. Ex-ante moreel risico (gedragseffect):
    Je zult je minder inspannen om gezondheidsrisico’s te voorkomen.
    Verschuiving van de vraagcurve, want bij elke prijs zal er meer gevraagd worden.
  2. Ex-post moreel risico (prijseffect):
    Wanneer ze zorg gebruiken/nodig hebben dat ze bij een volledige verzekeringsdekking geen prijs ervaren (winkelen zonder kassa). Als de prijs voor de consument lager is dan wordt er meer gevraagd. Treedt op als de consument zorg nodig heeft.
    Verschuiving langs de vraagcurve.
52
Q

Aanbod-geïnduceerd moreel risico

A

Als de zorgaanbieder weet dat de patiënt niet direct zelf opdraait voor de kosten kan hij bijvoorbeeld meer behandelingen geven.
Tandarts die vaker foto’s maakt.

53
Q

Moreel risico bij zorgverzekeringen: Moreel risico treedt vaker op bij zorgverzekeringen dan bij andere vormen van schadeverzekeringen. Drie specifieke kenmerken van zorgverzekeringen die bijdragen aan moreel risico.

A
  1. Schade moeilijk te taxeren door verzekeraar:
    Er is namelijk een informatie-asymmetrie tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder. Er is namelijk geen schade-expert van de verzekeraar. De verzekeraar is volledig afhankelijk van de zorgaanbieder die dit beslist. Dat is een heel belangrijk aspect van moreel risico.
  2. Moeilijk om de premie te relateren aan preventieve activiteiten:
    Het gebruik van rookmelders bij brandverzekering vermindert de verwachte schade en dus ook het risico. Een zorgverzekeraar mag de premie niet laten afhangen aan de preventie die jij als verzekerde doet. Dat betekent dus dat voor de consument de prikkel om aan preventie te doen kleiner is dan bij de brandverzekering.
  3. Verzekeraar kan geen beroep doen op de schadebeperkingsplicht:
    Als jij als verzekerde volgens je eigen schuld schade hebt gelopen mag de zorgverzekering de vergoeding niet weigeren. Hij moet altijd uitkeren wat de oorzaak van het gezondheidsprobleem ook is.
54
Q

Welvaartsverlies

A

Als het nut van de extra zorgconsumptie ten gevolge van de verzekeringsdekking niet opweegt tegen de extra kosten dan is sprake van een welvaartsverlies.

55
Q

Zorgverzekeringen leiden tot een welvaartswinst door:

A

Risico-overdracht: Als mensen risicoavers zijn dan ontlenen ze nut aan een verzekering en de risico overdracht leidt dan tot welvaartswinst.

Toegang tot anders onbetaalbare zorg.

56
Q

Zorgverzekeringen leiden tot een welvaartsverlies door

A

Ongewenst moreel risico.

57
Q

Methodologische problemen. Bij onderzoek naar de omvang van moreel risico kunnen de volgende methodologische problemen zich voordoen:

A
  • Selectie effecten: De mensen die waarschijnlijk geen verzekering hebben gekozen hebben meestal ook een lager risico.
  • Ontbreken relevante informatie: Je moet exact weten hoeveel zorgkosten mensen maken.
  • Simultane andere veranderingen: De samenstelling van de bevolking kan veranderen die kunnen leiden in een verschil in zorgkosten.
  • Latente vraag: Als je van het een op het andere moment een uitgebreide verzekering invoert voor een bepaalde groep, bijvoorbeeld Obamacare, dan kan het zo zijn dat mensen daardoor veel meer zorg gaat gebruiken waardoor de aanbod van zorg daar niet aan toe kan komen.
58
Q

RAND-experiment

A

Opgezet om de omvang van moreel risico te meten. Het extra gebruik van medische diensten binnen de groep met een volledige verzekeringsdekking t.o.v. de groep met eigen betalingen heeft voor de ‘gemiddelde’ persoon geen significante baten opgleverd. De enige uitzondering waren mensen met een laag inkomen en een slechte gezondheid daar was wel een verbetering in de gezondheid als gevolg van een betere verzekeringsdekking.

59
Q

Oregon experiment

A

In Oregon werd de sociale verzekering uitgebreid en via loting kregen sommige een extra verzekering. De groep met de verzekering had uiteindelijk 35% hogere zorgkosten, wat wijst op moral hazard.

60
Q

Welke beleidsinstrumenten hebben de verzekeraars en overheid om moreel risicogedrag tegen te gaan?

A

Via aanbodzijde van de gezondheidszorg:
- Selectief contracteren van zorgaanbieders.
- Utilization management: De verzekeraar probeert om het zorgproces te sturen en op die manier doelmatigheid te bevorderen bv. door een second opinion bij een dure behandeling.
- Wijze waarop zorgaanbieders worden bekostigd.

Via de vraagzijde van de gezondheidszorg:
- Bewustmaking verzekerden van collectieve kosten.
- Eigen betalingen.

61
Q

Drie vormen van eigen betalingen

A
  1. Eigen risico: Verzekerde betaalt kosten tot een vast bedrag.
  2. Procentuele bijbetaling: Verzekerde betaalt % van de kosten.
  3. Eigen bijdrage: Verzekerde betaalt vast bedrag per behandeling.
62
Q

Jaren ‘70 en ‘80 VS => opkomst managed care

A

Vanwege stijgende zorgkosten werd prepayment overwogen als alternatief voor het restitutiemodel met fee for service. Het concept van managed care (MC) onstond als techniek van HMO (health maintence orgnization) om het zorggebruik te beheersen. Later begonnen verzekeraars dit toe te passen.

Definitie: Een verscheidenheid aan technieken die bedoeld zijn om de kosten van gezondheidsvoordelen te verlagen en de kwaliteit van de zorg te verbeteren.

63
Q

Instrumenten (managed-care technieken)

A

Selectie van zorgaanbieders
Meest krachtige van allemaal. Selecteer je een x aantal zorgaanbieders en je probeert je verzekerde alleen bij je gecontracteerde zorgaanbieders te krijgen. Hierdoor ontstaat concurrentie.

Financiële prikkels (bekostiging)
Hoe betaal je zorgaanbieders? Geen fee for service maar iets anders → pre-payment. Een betalingssysteem om doelmatigheid bij zorgaanbieders te bevorderen kan je bijvoorbeeld een globaal budget per patiënt, vooraf betalen (prospective), ook wel capitation. Valt onder het contracteerproces.

Zorggebruik-management (utilisation management)
Van geval tot geval bekijken of de zorg die geleverd is, gepast en doelmatig is. In NL hebben we de huisarts als poortwachter. In de VS was dat in die tijd iets heel nieuws. Dit om te voorkomen dat mensen voor niets naar het ziekenhuis gaan. b. Is niet in een van de vakjes in het inkoop wiel te plaatsen.

64
Q

Managed care backlash

A

Jaren ’90: toenemende weerstand tegen managed care met name selectieve inkoop.
Weerstand kwam vanuit meerdere hoeken, maar vooral van de zorgaanbieders.

65
Q

Gevolgen managed care backlash

A
  • Managed-care beperkende regulering vanuit overheid
  • MC-verzekeraars pasten inkoopstrategieën aan: Polissen met meer keuzevrijheid, bredere ‘provider networks’, minder stringent gebruik van utilization management en afname financiële doelmatigheidsprikkels

Gevolg ==> Kostenstijging en dus hogere premies, minder dekking

66
Q

Accountable Care Organizations (ACO’s)

A

“Door artsen geleide groepen zorgaanbieders die gezamenlijk zorginhoudelijk en financieel verantwoordelijk zijn voor alle zorg die een afgebakende populatie verzekerden mogelijk nodig zal hebben.” (Eijkenaar & Schut 2015)

67
Q

Overeenkomst ACO en HMO

A

Groepen zorgaanbieders dragen gezamenlijk financiële (via prospectieve betalingen) en zorginhoudelijke verantwoordelijkheid voor het verlenen van een breed zorgpakket aan een afgebakende populatie

68
Q

Verschillen ACO en HMO

A