Thema 3 Flashcards
Learn word
aardig
nice, pleasant
af en toe
occasionally, on and off, rarely
de afspraak
the appointment, arrangement
afspreken (stem=afspreek)
to meet, to arrange a meeting
de agenda
the agenda
alleen
alone, just, only
de avond
the evening
de baan
the job
bellen (stem - bel)
to call
het bezoek
the visit
bezoeken (stem - bezoek)
to visit
bij
at, by
bijvoorbeeld
for example
de bioscoop
the cinema
de broer
the brother
de buur
the neighbour
de buurman / de buurvrouw
the neighbour (male/female)
de collega
the colleague
het contact
the contact
contact hebben
to have contact
daarna
then / after / afterwards
dan
than
dinsdag
tuesday
de discotheek
the disco/ discotheque
de dochter
the daughter
donderdag
thursday
de douche
the shower
douchen (stem - douch)
to shower
druk
busy
de echtgenoot
the husband
de echgenote
the wife
eerst
first
eigenlijk
in fact, actually, really
elkaar
each other
even
just, quickly, in a moment (word pointing out speed and efficiency)
de familie
the family
de film
the movie
geboren (ben geboren)
born (always in past tense)
geleden
past / … ago
geloven (stem - geloof)
to believe
gelukkig
happy, lucky, fortunate
gescheiden
separated, divorced
getrouwd
married
gezellig
cozy, comfy, pleasant, nice
het gezin
the family (father, mother, children)
de grootmoeder
the grandmother
de grootvader
the grandfather
hard
hard / tough(material) / loud
de herfst
the autumn
de hond
the dog
ideale
ideal, perfect, excellent
het idee
the idea
de informatie
the information
interessant
interesting
de kennis
the knowledge / the acquaintance
het kind
the child
de kleindochter
the granddaughter
de kleinzoon
the grandson
de krant
the newspaper
de leiding
leadership /leader, director / in charge
leiding geven aan
leading, managing, take charge
de lente
the spring
de liefde
the love, romance / charity
lunchen (stem - lunch)
to eat lunch
maandag
monday
mailen (stem-mail)
to mail, email
de medecursist
the fellow student
de medewerker
the staff member / employee / co-worker
de middag
the noon, afternoon
missen (stem-mis)
to miss
de moeder
the mother
de morgen
the tomorrow / morning/dawn
het muziekcentrum
the music center
de nacht
the night
de neef
the male cousin
het neefje
the nephew
nemen (stem - neem)
to take / accept
de nicht
the female cousin
het nichtje
the niece
nooit
never
de ochtend
the morning
om
at (time)