Thema 2: stofwisseling Flashcards
Stofwisseling
Alle (biochemische) processen in het lichaam
Concentratiegradiënt
Een verschil in concentratie aan de ene kant van het membraan naar de andere kant.
-Met de ctg mee: hoge C -> lage C
-Tegen de ctg in: lage C-> hoge C
Diffusie
verplaatsen van opgeloste stoffen
Hoge c -> lage c
Som de 2 soorten diffusie op
-Eenvoudige diffusie
-Gefaciliteerde diffusie
Eenvoudige diffusie
Dit gebeurt via het membraan.
Stoffen: -gassen
-apolaire stoffen(bv N2)
-kleine polaire moleculen
(CO2, O2, H2O, ethanol C2H6O, benzeen C6H6)
Vb. O2 en CO2 transport in de longen
Gefaciliteerde diffusie
Dit gebeurt via kanaalproteïnen en carriërs.
Het membraan is semipermeabel = halfdoorlaatbaar
Stoffen: -grote polaire moleculen
-geladen moleculen/ionen
(glucose, aminozuur, ionen: H+, Na+, Ca2+, Cl-)
Vb. Opname van glucose in het bloed
Factoren die de diffusie beïnvloeden
Concentratiegradiënt (hoog -> laag)
-Hoe groter verschil hoe beter
Temperatuur
-Hoger -> meer Ekin -> makkelijker
Ladingen
-Concentratie- en ladingsgradiënt zelfde
richting -> diffusiesnelheid neemt toe
-Gradiënten werken elkaar tegen ->
diffusiesnelheid neemt af
Viscositeit (stroperigheid)
- Hoe hoger hoe slechter
Vorm en grootte
- Hoe kleiner hoe beter
Massa
- Hoe kleiner hoe beter
Membraanoppervlak
- Hoe groter hoe makkelijker
Dikte van membraan
- Hoe dikker hoe lastiger
Afgelegde afstand
- Hoe groter hoe moeilijker
Osmose in rode bloedcellen
Opgeloste stoffen: zouten en proteinen
-> Osmose
-> bloeddruk beïnvloeden
Bloeddruk effect op rode bloedcellen:
-Hypertone oplossing: verschrompelde rode bloedcel
-Isotone oplossing: normale rode bloedcel
-Hypotone oplossing: opgezwollen en gebarsten rode bloedcel
= Hemolyse
Osmotische druk
druk door verschil in hoveelheid concentratie
Hydrostatische druk
druk door verschil in hoeveelheid vloeistof/water
Fysiologische oplossing
Een constante van een zoutconcentratie
-0,9% NaCl natriumchloride
5% glucose
Osmose in plantencellen
-Hypertone oplossing: plasmolyse
-Isotone oplossing: normale cel
-Hypotone oplossing: deplasmolyse
In de zee zijn er inwendig meer zouten om plasmolyse tegen te gaan
Ander voorbeeld:
Fruit: veel suiker
-> water opnemen -> barsten
Actief transport
= transport waarbij energie nodig is
-lage concentratie -> hoge concentratie
Energie geleverd door:
- ATP
- Oxidatie
- Zonlicht
- Elektrochemische gradiënt
Primair actief transport
Energieleverancier: ATP
-> met ATP-pompen of ATP-ases
Secundair actief transport
Door elektrochemische gradiënt -> ladingsverschil
Er is cotransport
-> met cotransportproteïnen
Symporter: 2 tegelijk: 1 met
concentratiegradiënt, 1 tegen
Antiporter: 2 in tegenovergestelde richting
*Ook uniporter-> BIJ PASSIEF TRANSPORT
Vb: glucose van darmlumen naar darmepitheel