thema 2: biodiversiteit Flashcards

1
Q

voorbeeld prokaryoten en een eukaryoot cel

A
  • een bacterie= prokaryote cel
  • plantaardig of dierlijke cel= eukaryote
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vergelijking tussen prokaryote en eukaryote cellen op basis van verschillende celtypes

A

prokaryote cel= geen celkern, het erfelijk matriaal ligt los
eukaryote cel= celkerk waarin erfelijk matriaal ligt, celorganellen met membraam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

beschermen tegen virale infectie

A

een gezonde levensstijl aannemen, hygiënematrealen naleven, je laten vaccineren als en een vaccin is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beschrijf in stappen hoe een virus zicht vermenigvuldigt

A

1 - het virus zal snel een gastheercel inflecteren door zijn erfelijk materiaal in die cel te brengen
2- De celorganellen van de gastheercel zullen virusonderdelen kopiëren
3- nieuwe virussen worden samengesteld in de gastheercel
4- die gaat door totdat de gastheercel vol zit mer nieuwe virussen en uiteindelijke stuk gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is vaccin

A

langdurige bescherming tegen infectie door bepaalde virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe werk vaccin

A

je lichaam reageert tegen een vaccin door antistoffen aan te maken. word je na vaccinatie besmet met het virus dan zal je afweersysteem het virus dus al kennen en het snel onschadelijk maken met antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly