Thema 1 Flashcards

1
Q

Wie was de grondlegger van longitudinaal onderzoek?

A

Lazerfeld, 1940. Twijfelde aan de causale mechanismen achter cross-sectioneel onderzoek.

Onderzoek horen advertentie en kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is cross-legged-effect

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 3 eigenschappen van longitudinaal onderzoek

A
  1. Zelfde info op meerdere tijdstippen meten
  2. Veranderingen binnen personen meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is N= 1- / single case desgin studies?

A

Herhaalde metingen op enkele onderzoekseenheden.

Doel: verschil op een of meerdere variabele voor en na interventie vergelijken OF trend in afhankelijke variabele onderzoeken (vb: nemen klachten geleidelijk af na therapie?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Experience Sampling Method (ESM)?

A
  1. Dataverzamelingsmethode voor longi
  2. Op meerdere, willekeurige momenten per dag, bij mensen korte vragenlijst afgenomen voor aantal dagen.
  3. Doel: onderzoeken welke psychologische processen zich dagelijks binnen een persoon afspelen.
  4. INTENSIEVE longitudinale designs.
  5. Multilevelanalyses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf causale relatie

A

Van de meerdere predictoren heeft er één effect op de afhankelijke variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 3 voorwaarden voor een causale relatie

A
  1. Predictor moet in de tijd voorafgaan aan de afhankelijke variabele
  2. Statistisch significant verband tussen predictor en afhankelijke variabele
  3. Relatie mag niet veroorzaakt worden door derde (onbekende) variabele
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 2 problemen van causaliteit bij longitudinaal onderzoek

A
  1. Aan 3e voorwaarde kan niet voldaan worden
  2. Tijdsinterval keuze.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf exploratief onderzoek

A

Doel: niet causale verbanden toetsen maar indruk krijgen over verdeling van variabelen en welke verbanden aanwezig zijn.

Exploratief + onderbouwde theorie –> experiment om causatie te onderzoeken

vb. ‘Wat zijn mogelijk belangrijke predictoren voor een bepaalde onafhankelijke variabele en welke covariaten spelen een rol?’ of ‘welke potentiele klant wordt een wanbetaler en welke niet?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is moderatie?

A

Wanneer een variabele het effect van een andere variabele op een criteriumvariabele beinvloedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is mediatie?

A
  1. Effect van een variabele op een andere wordt (deels) verklaard door DERDE VARIABELE.
  2. Drie meetmomenten
  3. Toepassing: interventies om bepaald gedrag te stimuleren/verminderen.
  4. Causaliteit speelt een rol! Voorspeller –> mediator & afh variabele. Mediator –> afhk variabele.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 2 soorten verbanden bij longitudinale studies

A
  1. Wave: op hetzelfde tijdstip gemeten (=cross-sectioneel). Twee richtingen
  2. Auto-regressieve: Zelfde variabelen op verschillende tijdstippen. Een richting, want tijd.
  3. Cross-lagged: Verschillende variabelen op verschillende tijdstippen. Éen richting. Vb X1 en M2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is lag-1 effect

A

Effect tussen 2 opeenvolgende tijdstippen. vb X1 op X2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is lag-2 effect

A

Twee stappen vooruit. vb. tussen X1 en X3. Weinig gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke onderdelen bevat de driedimensionele datatabel van longitudinaal onderzoek?

A

Subjecten (N), variabelen (K), tijd (waves, T)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A