Textbook of Paediatrics Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van de mediane leeftijd in kinderontwikkeling?

A

Wanneer de helft van een populatie van kinderen dat niveau bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de definitie van een limiet leeftijd in kinderontwikkeling? Hoeveel sd weg van het gemiddelde?

A

Wanneer de ontwikkelingsmijlpalen bereikt moeten zijn. (2sd weg van het gemiddelde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de mediaan leeftijd voor de eerste stapjes?

A

12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de gemiddelde leeftijd voor de eerste stapjes?

A

18 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kinderen die kont schuiven of leger kruipen lopen later dan normale kruipers.

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Moet je bij een vroeg geboren baby correcteren voor de leeftijd? Hoe tel je dan?

A

Ja, tellen vanaf wanneer ze eigenlijk geboren zouden moeten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is normale ontwikkeling? (def)

A

Stabiele ontwikkeling in elk van de 4 vlakken voordat de limietleeftijden bereikt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is het grijpreflex een primitief of een postural reflex? Wat gebeurt er bij?

A

Primitief, vingers flexeren wanneer er een object in de palm geplaatst is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is het zuigreflex een primitief of een postural reflex?

A

primitief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ledematen in flexie, en een symmetrische postuur is (normaal/afwijkend) bij een nieuwgeborene (mediaan)

A

normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij een nieuwgeborene is er een (lag/reflex) bij omhoogtrekken wanneer het normaal is. (mediaan)

A

lag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij een baby van 6-8 weken is het normaal voor het hoofd om 45 graden omhoog te tilten wanneer de baby op de buik ligt. (mediaan)

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer kan een kind zonder support omhoog zitten met een ronde rug? (mediaan)

A

6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer kan een kind zonder support omhoog zitten met een rechte rug? (mediaan)

A

8 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer kan een kind kruipen? (mediaan) (nummer-nummer)

A

8-9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer kan een kind onafhankelijk staan?(mediaan)

A

10 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer kan een kind cruisen rond meubilair?(mediaan)

A

10 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer kan een kind unsteady lopen met brede stappen en handen opzij?(mediaan)

A

12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer kan een kind stevig lopen? (mediaan)

A

15 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer kan een kind een bewegend object volgen door het hoofd te draaien? (mediaan)

A

6 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer reikt het kind uit voor speelgoed? (mediaan)

A

4 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer heeft een kind een palmaire grijp? (mediaan) (nummer-nummer)

A

4-6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer kan een kind speelgoed overpakken van de een naar de andere hand? (mediaan)

A

7 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wanneer heeft een kind een volwassen pincet greep? (mediaan)

A

10 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wanneer vocaliseert een baby alleen, of wanneer ze aangesproken worden, met koetjes en lachen? (mediaan) (nummer-nummer)

A

3-4 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wanneer keert een baby naar kleine geluiden uit zicht? (mediaan)

A

7 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer gebruiken baby’s geluiden indiscriminantly? (mediaan)

A

7 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wanneer gebruiken baby’s geluiden gericht naar ouders? (mediaan)

A

10 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer kennen baby’s 2-3 andere woorden dan dada en mama? (mediaan)

A

12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wanneer kennen baby’s 6-10 woorden? (mediaan)

A

18 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wanneer kunnen baby’s twee gedeeltes van het lichaam laten zien? (mediaan)

A

18 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wanneer kan een peuter twee of meer woorden gebruiken om een zin te vormen? (mediaan) (nummer-nummer)

A

20-24 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wanneer kan een peuter constant praten in zinnen van 3-4 woorden? (mediaan) (nummer-nummer)

A

2.5-3 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wanneer kan een kind responsief glimlachen? (mediaan)

A

6 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wanneer kan een kind eten inde mond stoppen? (mediaan) (nummer-nummer)

A

6-8 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wanneer kan een kind gedag zwaaien en piekaboe spelen? (mediaan) (nummer-nummer)

A

10-12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wanneer kan een kind uit een kop drinken met 2 handen? (mediaan)

A

12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer kan een kind een lepel vasthouden en het eten goed naar de mond brengen? (mediaan)

A

18 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wanneer kan een kind symbolisch spelen? (mediaan) (nummer-nummer)

A

18-24 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wanneer is een kind overdag droog en kan deze kleding uittreken voor de wc?

A

2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wanneer vindt er parallel spelen plaats voor het kind, en kan deze om en om gaan?(mediaan) (nummer-nummer)

A

2.5-3 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is de limietleeftijd voor hoofd controle?

A

4 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is de limietleeftijd voor unsupported zitten?

A

9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is de limietleeftijd voor staan zonder support?

A

12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is de limietleeftijd voor unsupported lopen?

A

18 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is de limietleeftijd voor het fixeren en volgen visueel?

A

3 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is de limietleeftijd voor het uitreiken naar objecten?

A

6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is de limietleeftijd voor het overpakken van objecten?

A

9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is de limietleeftijd voor de pincetgreep?

A

12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is de limietleeftijd voor een polysyllabel babbel?

A

7 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is de limietleeftijd voor een consonante babbel?

A

10 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is de limietleeftijd voor het zeggen van 6 woorden met betekenis?

A

18 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat is de limietleeftijd voor het samenbrengen van woorden?

A

2 jaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is de limietleeftijd voor 3-woord zinnen?

A

2.5 jaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is de limietleeftijd voor glimlachen?

A

8 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat is de limietleeftijd voor angst van vreemden?

A

10 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is de limietleeftijd voor het zelf voeden met lepel?

A

18 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat is de limietleeftijd voor symbolisch spelen? (nummer-nummer)

A

2-2.5 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is de limietleeftijd voor interactief spelen? (nummer-nummer)

A

3-3.5 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

In welke volgorde ontwikkelen de 4 vlakken van ontwikkeling zich? (eerst-> laatst)

A

grove motoriek, visie en fijne motoriek, horen en spreken en taal, sociaal en emotioneel en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat is de mediaan voor Bovensteluchtweginfecties(BLWI) per jaar voor een kind in de eerste paar jaar van leven?

A

5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Is sinusitis een Bovensteluchtweginfectie (BLWI)?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Is acute otitis media een BLWI?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Is pharyngitis een BLWI?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Is tonsillitis een BLWI?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Is verkoudheid (coryza) een BLWI?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Kan een BLWI voor een acute exacerbatie van astma zorgen in een kind?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Kan een BLWI zorgen voor een epiliptisch-soortige aanval zorgen in een kind?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Kan een BLWI zorgen voor moeilijkheid tijdens voeden in een kind? Waardoor?

A

Ja, omdat hun neus verstopt is kunnen ze minder goed ademen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Wat is de meest voorkomende infectie van de kindertijd?

A

Verkoudheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Hoe is het snot bij een verkoudheid in kinderen(2)

A

Doorzichtig en mucopurulent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

De neus bij een verkoudheid is (verstopt/open) in kinderen

A

Verstopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat is zijn de meest voorkomende pathogeen voor het veroorzaken van een verkoudheid in kinderen?(3)

A

Rhinovirussen, coronavirussen en respiratoire syncytiale virussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Hoe lang kan een kuch doorgaan na verkoudheid in kinderen?

A

4 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Noem 3 symptomen van faryngitis in kinderen? (3)

A

Farynx en palatum molle ontstoken, lymfeklieren ontstoken en vergroot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Faryngitis komt vaker door (virus/bacterium) in kinderen?

A

Virus

77
Q

Wat voor soort virussen veroorzaker faryngitis in kinderen? (3)

A

Adenovirussen, enterovirussen, rhinovirussen

78
Q

Wat voor soort virus veroorzaakt faryngitis in oudere kinderen?

A

Groep A beta-haemolytische streptococcus

79
Q

Wat voor exsudaat is er bij tonsillitis?

A

Purulent

80
Q

Wat zijn de meest voorkomende pathogenen bij tonsillitis in kinderen? (2)

A

Groep A bèta hemolytische streptococci, epstein-barr virussen

81
Q

Is het mogelijk om te onderscheiden tussen virale en bacteriële oorzaken bij tonsillitis in kinderen?

A

Nee

82
Q

Hoofdpijn, apathie, abdominale pijn, wit tonsillair exsudaat, cervicale lymfadenopathie bij tonsillitis is meer voorkomend bij een (bacteriële/virale) oorzaak dan bij tonsillitis in kinderen?

A

Bacteriële

83
Q

Wat is de behandeling voor faryngitis of tonsillitis in kinderen?

A

10 dagen antibiotica

84
Q

Wanneer geeft amoxicilline een maculopapulaire uitslag bij tonsillitis?

A

Wanneer de tonsillitis veroorzaakt wordt door het Epstein-Barr virus

85
Q

Bij kinderen van hoeveel (jaar-jaar) resulteert een groep A streptococcale bacterie in roodvonk bij tonsillitis?

A

5-12 jaar

86
Q

Na hoeveel dagen is er hoofdpijn en tonsillitis na koorts bij een tonsilitis door een groep A streptococcale bacterie? (nummer-nummer)

A

2-3 dagen

87
Q

Wat zijn symptomen naast hoofdpijn en koorts bij tonsillitis door een groep A streptococcale bacterie? (5)

A

Maculopapulaire uitslag, perioraal blijft gepaard, rode wangen, witte tong, gezwollen tong

88
Q

Welke organismen zijn de meest voorkomende veroorzakers van persistente bacteriele bronchitis? (2)

A

Haemophilus infuenzae en moraxella catarrhalis

89
Q

Persistente bacteriële bronchitis kan een precursor zijn voor bronchiëctasieën

A

Ja

90
Q

Wat is de behandeling van persistente bacteriële bronchitis? (2)

A

Hoge dose antibiotica met fysiotherapie

91
Q

Wat is bronchiëctasieën?

A

Permanent gedilateerde bronchi

92
Q

Wat zijn de oorzaken van gegeneraliseerde bronchiëctasieën? (4)

A

Cystische fibrose, primaire ciliaire dyskinesie, immodeficiëntie, chronischeaspiratie.

93
Q

Wat zijn de oorzaken van focale bronchiëcstasieën? (3)

A

Eerdere ernstige pneumonie, congenitale long abnormaliteit, longobstructie

94
Q

Hoe kan je bronchiëcstasieën het best zien?

A

CT scan van de borstkas

95
Q

Hoe kan je een onderscheid maken tussen focale of gegeneraliseerde bronchiëctasieën?

A

Bronchoscopie

96
Q

Wat is de incidentie van Cystische fibrose?

A

1 in 2500

97
Q

Wat is er mis bij cytische fibrose?

A

Een defectieve transmembraan conductance regulator (CFTR) voor een chloride kanaal

98
Q

Immunoreactief trypsinogeen (IRT) is (verlaagd/verhoogd) bij zuigelingen met cystische fibrose.

A

verhoogd

99
Q

Hoe wordt er gezien of een zuigeling lijdt aan cystische fibrose tijdens de hielprik?

A

Immunoreactief trypsinogeen is verhoogd.

100
Q

Wat wordt er getest wanneer een zuigeling een verhoogd Immunoreactief trypsinogeen heeft bij de hielprik?

A

De meest voorkomende cystische fibrose genmutaties

101
Q

Wat wordt er getest bij zuigelingen met twee mutaties in de meest voorkomende cystische fibrose genmutaties?

A

Zweet

102
Q

Wat is er te zien bij gevorderde cystische fibrose?

A

Trommelstokvingers

103
Q

Hoeveel procent van onbehandelde cystische fibrose patiënten sterft?

A

95%

104
Q

Wat is steatorrhoea? (3)

A

Grote, lichtgekleurde en vettige afscheiding

105
Q

Hoe kan je pancreatische insufficiëntie in feces zien bij kinderen met cystische fibrose?

A

Lage faecale elastase

106
Q

Waar kan verdikt meconium in neonaten met cystische fibrose voor zorgen?

A

Intestinale obstructie

107
Q

Wat is de concentratie van chloride in zweet bij kinderen met cystische fibrose?

A

60-125 mmol/L

108
Q

Wat is renale agenesis?

A

Afwezigheid van beide nieren

109
Q

Waardoor komt de meerderheid van vruchtwater?

A

Fetale urine

110
Q

(oligohydramnios/polyhydramnios) kan leiden tot potter syndroom

A

Oligohydramnios

111
Q

Waardoor komt een multicystische dysplastische nier?

A

Het falen van de samensmelting van de ureterknop met het nefrogene mesochyme

112
Q

Is een multicystische dysplastische nier functionerend?

A

Nee

113
Q

Wanneer ontstaat er potter syndroom bij een multicystische dysplastische nier?

A

Wanneer de laesie bilateraal is

114
Q

Wat zijn de 4 oorzaken van grote cystische nieren?

A

Autosomaal recessief polycystische nierziekte (ARPKD), autosomaal dominante polycystische nier ziekte, een multicystische dysplastische nier en tubereuze sclerose

115
Q

Is er bij ARPKD, ADPKD en tubereuze sclerose een renale nierfunctie?

A

Ja

116
Q

Zijn beide nieren altijd betrokken bij ARPKD, ADPKD en tubereuze sclerose?

A

Ja

117
Q

Wat is het resultaat van abnormale caudale migratie? (2)

A

Pelvische nier, horseshoe nier

118
Q

Wat is het gevolg van premature divisie van de ureterknop?

A

Een duplex systeem

119
Q

Wat is het resultaat van een gefaalde fusie van de structuren van de infraumbilicale middenlijn?

A

Blaas exstrofie

120
Q

Wat is blaas exstrofie?

A

de achterkant van de blaas puilt naar buiten door een opening in de buikwand

121
Q

Wat is een pelvische nier?

A

Nier in pelvis ipv in abdomen

122
Q

Een grote blaas, gedilateerde ureters en cryptorchidisme kunnen waardoor komen wat te maken heeft met de abdominale muurspieren? (2)

A

Het niet hebben of verminderde functie hebben van de abdominale muurspieren kan leiden tot een grote blaas, cryptorchidisme en gedilateerde ureters

123
Q

Wat is megacystis-megaureter?

A

Gedilateerde ureter

124
Q

Wat is cryprorchidisme?

A

Absent musculatuur syndroom

125
Q

Hoe wordt urine verzameld bij peuters? (4)

A

Clean catch sample, Plastic zak, Urethrale katheter, Suprapubische aspiratie

126
Q

Hoe wordt urine verzameld bij een clean catch sample?

A

Urine wordt verzameld in een pot nadat de luier verwijderd is

127
Q

Wat is het probleem bij het verzamelen van urine in een plastic zak?

A

Contaminatie met huidbacteriën

128
Q

Hoe wordt urine verzameld bij een suprapubische aspiratie?

A

Via een naald in de blaas

129
Q

Waardoor kan er contaminatie zijn van urine bij jonge kinderen? Jongens? Meisjes?

A

Jongens door bacteriën van de voorhuid, meisjes door bacteriën van reflux van urine in de vagina

130
Q

Zijn urinaire witte cellen een betrouwbaar onderdeel van een blaaswegontsteking?

A

Nee

131
Q

Hoe wordt er gescreend op een blaasweginfectie?

A

Via dipsticks

132
Q

Als er meer dan 10^5 CFU unitis (colony-forming units) van 1 organisme in 1 mL van een urine sample zit is er een grote kans op een infectie.

A

Ja

133
Q

Bij 10^5 CFU/mL in een urinesample is er een grote kans op een infectie.

A

Ja

134
Q

Wat zijn de meest voorkomende organismen voor een urineweginfectie? In volgorde meest -> minst (5)

A

E.Coli, klebsiella, proteus, pseudomonas, streptococcus faecalis.

135
Q

Waardoor is er een grotere kans van een proteus infectie bij jongens?

A

De proteus bacterie komt onder de voorhuid voor.

136
Q

Door welke bacterie bij een urineweginfectie is er een indicatie van een structurele abnormaliteit van de urinewegen?

A

Pseudomonas infectie

137
Q

Welk hormoon moet een testes produceren om in te dalen? Waar heeft dit hormoon effect voor dit proces?

A

Testosteron, in de perifere weefsels

138
Q

Waar migreren de testes via het mesenchymale gubernaculum nadat testosteron de perifere weefsels geactiveerd heeft?

A

Inguinale kanaal

139
Q

Wat is de oorzaak van een hernia inguinalis normaliter?

A

Door een persistent patent processus vaginalis

140
Q

Wat is er te zien bij het kruis bij een inguinale hernia? Waar (2)?

A

Lomp in de scrotum of in het labium

141
Q

Wat is er te voelen bij een inguinale hernia in het kruis? (2)

A

Een lomp of een verdikt koord

142
Q

Waardoor komt pijn, intestinale obstructie en strangulatie van de testis bij een hernia inguinalis?

A

Door een geincarcereerde hernia

143
Q

Waardoor kan overgeven en een irritatie van de peuter komen bij een inguinale hernia?

A

Bij een geincarcereerde hernia

144
Q

Wat gebeurt er bij taxis van een inguinale hernia?

A

Zachte compressie bij het kanalis inguinalis

145
Q

Is het mogelijk voor een overium om geincarcereerd te worden door een hernia inguinalis?

A

Ja

146
Q

Hoe is de processus vaginalis bij een hydrocele? Tov een een hernia inguinalis?

A

Patent, niet zo wijd als bij een hernia inguinalis

147
Q

Hoe kan je differentiëren tussen een hydrocele en een hernia?

A

Bij een hydrocele kan je boven de lomp komen, bij een hernia niet.

148
Q

Wat is een varicocele?

A

Scrotaal gezwel van gedilateerde testiculaire venen

149
Q

Wanneer vindt een varicocele vaak plaats?

A

Pubertijd

150
Q

Speelt valvaire incompetentie een rol in het veroorzaken van varicocele?

A

Ja

151
Q

Wanneer komt torsie van de testis vaak voor?

A

Post-pubertale jongens

152
Q

Is er een groter risico op een torsie van de testis bij een testis die niet ingedaald is of transvers ligt?

A

Ja

153
Q

Wanneer gebeurt een torsie van de appendix testis vaak?

A

Bij prepubertale jongens

154
Q

Welk gedeelte van de testis is in een torsie bij een torsie van de appendix testis?

A

Hydatid van morgagni

155
Q

Kan een infectie van het scrotum zorgen voor een acuut scrotum?

A

Ja

156
Q

Wat is genu varum?

A

Knieën wijd apart door buiging van de tibiae

157
Q

Wat is een pathologische oorzaak van genu varum?

A

Rachitis

158
Q

Van welke ziekte is erge progressieve en vaak unilaterale genu varum een kenmerk?

A

Blount-ziekte

159
Q

Wat is er bij genu valgum?

A

De voeten zijn wijd apart wanneer de knieën bij elkaar staan

160
Q

Wat is er bij pes planus? (2)

A

Een platte mediale longitudinale boog en een vet pad.

161
Q

Wanneer is er bij pes planus een indicatie voor een geassocieerde tendo-achilles contractuur, een tarsale coalitie of een inflammatoire arthropathie? (4)

A

Als de voet gefixt plat is, pijnvol is, bij oudere kinderen die geen boog hebben wanneer ze op hun tenen lopen.

162
Q

Wat zijn de oorzaken van in-toeing? (3)

A

Metatarsus varus, mediale tibiale torsie, persistente anteversie van de femorale nek.

163
Q

Wat is er bij metatarsus varus?

A

Een adductie deformiteit van een voorvoet met hoge mobiliteit

164
Q

Wat is er bij mediale tibiale torsie?

A

Wanneer de tibia lateraal minder geroteerd is dan normaal in relatie tot de femur

165
Q

Wat is er bij een persistente anteversie van de femorale nek?

A

Wanner de femorale nek meer naar voor staat dan normaal

166
Q

Bij welk geslacht moet duchenne musculaire dystrophie worden ge-excludeerd wanneer een ouder kind op de tenen loopt?

A

Jongens

167
Q

Wat is talipes equinovarus?

A

Klompvoet

168
Q

Wat is scoliose?

A

Laterale curvatuur in het frontale venster van de ruggengraat

169
Q

Wat is de meest voorkomende conditie voor motorische verslechtering in kinderen?

A

Hersenverlamming

170
Q

Wat zijn de prenatale oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis? (groepen, 6)

A

Genetisch, cerebrovasculair, metabolisch, teratogenisch, congenitale infectie, neurocutaneuse syndromen

171
Q

Wat zijn de genetisch oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis?

A

Chromosomaal, cerebrale dysgenesis

172
Q

Wat zijn de cerebrovasculaire prenatale oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis?

A

Beroerte

173
Q

Wat zijn de metabolische prenatale oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis? (2)

A

Hypothyreoïdisme, phenylketonurie

174
Q

Wat zijn de teratogenische prenatale oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis? (2)

A

Alcohol en drugs

175
Q

Wat zijn de congenitale infection prenatale oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis? (4)

A

Rubella, cytomegalovirus, toxoplasmosis, HIV

176
Q

Wat zijn de neurocutaneuse syndromen prenatale oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis? (4)

A

Tubereuze sclerosis, neurofibromatosis, Sturge-Weber, Ito syndroom

177
Q

Wat zijn de perinatale oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis? (groepen, 3)

A

Extreme prematuriteit, geboorte asphyxie, metabolisch

178
Q

Wat zijn de oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis bij perinatale extreme prematuriteit? (2)

A

Intraventriculaire bloeding, periventriculaire leucomalacie

179
Q

Wat is de oorzaak van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis bij perinatale geboorteasfyxie?

A

Hypoxische-ischaemische encefalopathie

180
Q

Wat zijn de oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis bij een perinatale defect aan iets metabolisch? (2)

A

Symptomatische hypoglycaemie, hyperbilirubinemie

181
Q

Wat zijn de oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis voor postnataal? (groepen, 6)

A

Infectie, enoxie, trauma, metabolisch, cerebrovasculair, nutritie

182
Q

Wat zijn de oorzaken van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis bij een postnatale infectie? (2)

A

Meningitis, encephalitis

183
Q

Wat is de oorzaak van een abnormale ontwikkeling/leerstoornis bij een postnatale metabole oorzaak?

A

Hypoglycaemie

184
Q

Bij kinderen met een abnormale ontwikkeling wordt de kloof met een normale ontwikkeling steeds groter per levensjaar.

A

Ja

185
Q

Reproduceerbare symptomen of tekens die volgen na exposure van een stimulus bij een dose die door de meeste mensen wordt getolereerd - term

A

Hypersensitiviteit

186
Q

Een hypersensitiviteitsreactie geinitieerd door bepaalde immunologische mechanismes (IgE of non-IgE)

A

Allergie

187
Q

Een persoonlijke/familiale gewoonte om IgE antistoffen aan te maken in respons op normale exporsures van allergenen.

A

Atopie

188
Q

Een serieuze allergische reactie met bronchiale, laryngeale of cardiovasculaire betrokkenheid dat acuut verloopt en kan leiden tot sterven

A

Anafylaxie

189
Q

Met welke condities is atopie geassocieerd? (5)

A

Astma, allergische rhinitis, conjunctivitis, eczeem en voedselallergie