testen en toetsen Flashcards

1
Q

verschil testen en toetsen

A

bij test verondersteld dat er geen voorbereiding is getroffen
bij toets wel

schooltoets: vorderingentest

overeenkomst: om uitspraak te doen over psychologische kenmerken individueel persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

psychologische test

A

meetinstrument om uitspraken te doen over psychologische kenmerken van een individueel persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

testtheorie

A

over eigenschappen waar geen bestaand mechanisch meetinstrument voor bestaat
> latente trekken

meetbaar maken van verschillen tussen mensen op ‘disposities’
bv extraversie

gaat vrijwel altijd om fiat-/indexmetingen

kwaliteitsonderzoek: betrouwbaarheid, validiteit en normering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in psychologie 2 soorten tests

A

prestatieniveau: goede en foute antwoorden

gedragswijzen: niet goed of fout

kwalitatieve prestatietests:
zegt zowel iets over prestatieniveau als over gedragswijzen (bv test dyslexie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

indelingen testen prestatieniveau

A

intelligentietests (verreweg meeste aandacht naar)
overige tests (bv. ontwikkelingstests, tests voor speciale aanleg)

en binnen overige tests: de schooltoets (meten van prestaties door leren of oefening = vorderingentest)
Pas wetenschappelijke belangstelling voor in1968 centraal instituut voor toetsontwikkeling opgericht door Adriaan de Groot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kwaliteit toetsen

A

strengere eisen aan kwaliteit toets, want kan gevolgen hebben voor individu
(bv. ten opzichte van meetinstrument voor onderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

toets

A

meetinstrument gebruikt om vorderingen van leerlingen te meten

als lk zelf die vorderingen beoordeelt, is de lk de toets
ook hierbij aandacht betrouwbaarheid
geen fundamenteel verschil tussen baseren van betrouwbaarheid bij toets of beoordelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

betrouwbaarheid

A

wanneer ze bij herhaling tot dezelfde uitkomst leidt
stabiliteit en consistentie

gaat altijd over de metingen (niet over het meetinstrument)

bij vaststellen betrouwbaarheid speelt beschrijvende statistiek een belangrijke rol

test-hertest zou werken, alleen niet wenselijk bij toets

onbetrouwbaar kan ook komen door fouten. daar nooit helemaal grip op, dus vallen buiten betrouwbaarheidsonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

face validity (indrukvaliditeit)

A

validiteit op ‘het oog’ al geborgd
door korte afstand tussen oefenen en meting
indrukvaliditeit van veel schooltoetsen hoog
toch moet ook onderbouwt worden, kan ook misleidend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly