Test Les 6 Flashcards
Protagonist
Is de hoofdpersonage , degene waar het vooral om draait
Antagonist
Een personage die de hoofdpersonage tegenhoudt en vaak probleme veroorzaakt in het verhaal
Nevenfiguren
Een bijpersonage dat verschillende rollen kan spelen in een verhaal
Figuranten
Een personage dat op de achtergrond aanwezig is en niet echt belangrijk is voor het verhaal
Volle karakters
Personages met verschillende eigenschappen die zich doorheen het verhaal evolueren
Vlakke karakters
Personage die weinig verschillende eigenschappen of ontwikkeling hebben , daardoor zijn ze voorspelbaar
Kalendertijd
Een periode waarin een verhaal gebeurt
de tijd heeft invloed op hoe de personage zich gedraagt wat ze voelen, denken en waar ze leven
Flashback
Flashforward
1 moment in een verhaal waar je teruggaat naar gebeurtenissen in het verleden
2 moment in een verhaal waar je vooruitgaat naar de gebeurtenissen die nog gaan komen
Vooruitwijzing
Terugwijzing
1een hint of aanwijzing in een verhaal over wat er in de toekomst gaat gebeuren
2een verwijzing naar gebeurtenissen of informatie uit het verleden in een verhaal
Vertelde tijd
Verteltijd
Verteltempo
1Hoelang de gebeurtenissen in het verhaal duren
2 de tijd die een verteller nodig heeft om het verhaal te vertellen,meestal gemeten in minuten of uren
3 snelheid waarmee een verhaal wordt verteld
Tijdssprongen
Overslagen in de tijd in een verhaal ,waarbij gebeurtenissen worden overgeslagen en het verhaal veel sneller gaat.
Retarding
Het vertragen van de tijd in een verhaal.
Tijdsdekking
Moment in het verhaal waarop de verteltijd en de verteldetijd gelijk zijn
Geografische ruimte
Een fysieke of verzonnen plek waar de gebeurtenissen van een verhaal zich afspelen
Sfeerscheppende ruimte
De omgeving in een verhaal die helpt om een bepaalde sfeer of gevoel over te brengen.