Terreinverkenning Flashcards

2
Q

Ontwikkeling

A

Verandering van aanwezige structuren
bv. groeien -> baby kan nog niets -> kruipen -> stappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontwikkelingspsychologie

A

studie van gedrag doorheen de verschillende levensfasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gedrag

A

Naast het zichtbare handelen, ook gevoelens, hoe mensen denken en fantaseren, hoe ze waarnemen, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorwetenschappelijke denkbeelden

A

Alledaagse opvattingen
Theoretische beschouwingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Alledaagse opvattingen

A

Intuïtieve (persoonlijk) mensenkennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Theoretische beschouwingen

A

Filosofische overpeinzingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nativisten (nature)

A

We worden wat de natuur ons heeft meegegeven, blauwdruk
Rousseau (1712-1778)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pedagogische optimisme

A

Milieu en opvoeding, tabula-rasa theorie
Locke (1632-1704)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pedagogische optimisme

A

Uitspraken staan los van onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Recapitulatie theorie

A

Parallel tussen ontogenese en fylogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ontogenese

A

Ontwikkeling van een Individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fylogenese

A

Ontwikkeling van de Soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Prenatale ontwikkeling

A

Genetisch bepaalde processen in de foetus: voedsel, toevoer bloed, verandering functioneren van de placenta en andere omgevingsinvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Discontinuïteit

A

Periodes met een vrij stabiele verschijningswijze afgewisseld worden door relatief korte overgangsfasen, die soms zelfs het uitzicht kunnen hebben van een crisis waar men doorheen moet.
Bv. de puberteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kwantitatief

A

Onderzoek gaat om hoeveelheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kwalitatief

A

Goede of slechte kwaliteit

18
Q

Continuïteit

A

Geleidelijke veranderingen
Kwantitatieve veranderingen

19
Q

Normatieve invloeden

A

Gebeurtenissen die bij de meeste mensen ongeveer dezelfde impact hebben

20
Q

Non-normatieve invloeden

A

Individuele ervaringen die impact hebben op iemands ontwikkeling

21
Q

Erfelijke aanleg

A

Structuur van het erfelijke materiaal:
Chromosomen -> DNA -> genen
Bv. Lengte, kleur haar, huidskleur, geslacht, talenten, verstandelijk aanleg

22
Q

Gevoelige periode

A

Extra aanvankelijk zijn voor prikkels van buitenaf.

23
Q

Kritische periode

A

Belangrijke periode om vroeg te beginnen met belangrijke prikkels zoals taal aanleren voor 1 jaar

24
Q

Behaviorisme

A

Gedrag dat door de omgeving wordt bepaald