Tentamen november 2014 Flashcards
Degene die de deelnemer insluit in een klinische trial mag niet op de hoogte zijn van de randomisatievolgorde. Op het moment dat de deelnemer aangeeft dat hij/zij mee wil doen met het onderzoek, wordt pas doorgegeven in welke groep de deelnemer zal vallen. Hoe noemen we dit?
concealment of allocation
Wat is een generieke kwaliteit van leven vragenlijst?
Generieke kwaliteit van leven vragenlijsten zijn vragenlijsten die bij een breed scala aan diagnosen, ziektestadia en behandelingen kunnen worden toegepast.
Wat is een ziekte specifieke kwaliteit van leven vragenlijst?
Ziekte specifieke kwaliteit van leven vragenlijsten zijn vragenlijsten die bij een specifieke aandoening/ziekte kunnen worden toegepast.
Noem een voordeel van generieke kwaliteit van leven vragenlijsten ten opzichte van ziekte specifieke kwaliteit van leven vragenlijsten.
Generieke vragenlijsten maken het mogelijk de kwaliteit van leven van patiënten met verschillende aandoeningen met elkaar te vergelijken.
Noem een voordeel van ziekte specifieke kwaliteit van leven vragenlijsten ten opzichte van generieke kwaliteit van leven vragenlijsten.
Ziekte specifieke vragenlijsten zijn over het algemeen gevoeliger dan generieke vragenlijsten voor het meten van kleine verschillen tussen patiënten met dezelfde aandoening en kleine veranderingen in de loop van de tijd.
In een onderzoek onder ruim 4000 volwassenen zonder voorgeschiedenis van schizofrenie werd in 1997 bepaald of zij ooit cannabis gebruikten. In 2000 werd bij alle deelnemers onderzocht of zij schizofrenie hadden ontwikkeld. Het bleek dat het risico op schizofrenie ruim 3 keer zo groot was voor degenen die ooit cannabis hadden gebruikt vergeleken met de nooit-gebruikers.
Welk epidemiologisch onderzoeksdesign is hier toegepast?
A. Transversaal onderzoek
B. Gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek C. Case control onderzoek
D. Prospectief cohort onderzoek
E. Retrospectiefcohortonderzoek
D
Men wil nagaan of het maken röntgenfoto’s tijdens de zwangerschap, de kans op kinderleukemie verhoogt bij het ongeboren kind. Hiertoe wordt bij 100 kinderen met leukemie en bij 400 kinderen zonder leukemie nagegaan, of bij de moeder in de zwangerschap al dan niet röntgenfoto’s zijn gemaakt. Dit is een voorbeeld van een:
A. Gerandomiseerd gecontroleerde onderzoek B. Historisch cohortonderzoek
C. Case control onderzoek
D. Transversaal onderzoek
C
Een onderzoeker wil onderzoeken of koffiedrinken een onafhankelijke risicofactor is bij het ontstaan van een specifieke hartaandoening. Hij twijfelt tussen een case control onderzoeksopzet dan wel een cohort design. Welke van de volgende situaties maakt een case control onderzoek meer geschikt:
I. De specifieke hartaandoening treedt weinig op.
II. Er zit een lange tijd tussen koffiedrinken en het ontstaan van de hartaandoening
A. Alleen uitspraak I
B. Alleen uitspraak II
C. Uitspraak I en II
D. Geen van de uitspraken
C
Welke stelling is JUIST?
A. De richting van een cohortonderzoek is van uitkomst naar blootstelling
B. De richting van een transversaal onderzoek is van uitkomst naar blootstelling
C. De richting van een case-control onderzoek is van blootstelling naar uitkomst
D. De richting van een gerandomiseerd onderzoek is van blootstelling naar uitkomst
D
In een artikel over het risico op het optreden van coeliakie bij 944 kinderen die op zeer jonge leeftijd gerandomiseerd werden tussen glutentoevoeging en placebo aan een normaal dieet, staat de volgende zin:
“The risk of celiac disease at 5 years of age was 12.1% (95% CI, 9.2 to 15.0).” [referentie: N Engl J Med 2014; 371:1304-1315]
Welke frequentiemaat wordt hier met “risk” bedoeld?
A. Incidentiecijfer
B. Cumulatieve incidentie
C. Prevalentie
D. Attributief risico
E. Populatie attributief risico
B
Op basis van Amerikaans onderzoek is berekend dat bij vrouwen 77% en bij mannen 64% van de nieuwe gevallen van diabetes mellitus type 2 toe te schrijven is aan overgewicht, inclusief obesitas.” (bron: Gezondheidsraad rapport Overgewicht en Obesitas 2003)
Welke frequentiemaat wordt hier bedoeld? A. Incidentiecijfer B. Cumulatieve incidentie C. Prevalentie D. Attributief risico E. Populatie attributief risico
D
Het Centraal Bureau voor de statistiek rapporteerde het volgende: “Bijna 3 procent van de kinderen van 4 tot 12 heeft volgens de ouders of verzorgers autisme of een aanverwante stoornis, zoals het syndroom van Asperger of PDD-NOS. Dat komt overeen met zo’n 43 duizend kinderen. ” [Bron: webmagazine CBS 25 augustus 2014]
Welke frequentiemaat wordt hier gebruikt?
A. Incidentiecijfer
B. Cumulatieve incidentie
C. Prevalentie
D. Attributief risico
E. Populatieattributiefrisico
C
Men wil nagaan of hoe vaak zwangere vrouwen met een kunstklep in het hart nadelige gevolgen ondervinden van antistollingsmedicatie die nodig is om een embolie te voorkómen. In de resultaten staat de volgende tekst “There were 976 women with 1234 pregnancies included…..When oral anticoagulation with warfarin was used throughout pregnancy, spontaneous abortions resulted in 24.7% (196/792) of pregnancies.” [Ref Arch Intern Med. 2000;160:191-196.]
Van welk soort onderzoek is dit een voorbeeld?
A. Gerandomiseerde gecontroleerde trial (RCT)
B. Cohort onderzoek
C. Case-control onderzoek D. Transversaal onderzoek
B
Welke van de volgende stellingen betreffende interventie onderzoek is waar?
A. Bij een intention-to-treat analyse worden ingesloten patiënten die begonnen zijn met de behandeling geanalyseerd in de behandelgroep waaraan zij op het moment van randomisatie zijn toegewezen
B. Bij een per-protocol analyse worden alle ingesloten patiënten geanalyseerd in de behandelgroep waaraan zij op het moment van randomisatie zijn toegewezen
C. Bij een per-protocol analyse worden alle ingesloten patiënten geanalyseerd in de behandelgroep waaraan zij op het moment van randomisatie zijn toegewezen
D. Een per-protocol analyse onderschat het behandeleffect zoals dat in de klinische praktijk zal worden verkregen
E. Een per-protocol analyse overschat het behandeleffect zoals dat in de klinische praktijk zal worden verkregen
E
Welke van de volgende stellingen betreffende interventie onderzoek is waar?
A. Randomisatie heeft tot doel de prognostische variabelen van 2 patiëntgroepen identiek te maken tussen de te vergelijken interventies
B. Met randomisatie wordt bedoeld dat een interventie aan een patiënt aselect wordt toegewezen
C. Randomisatie is noodzakelijk om de interventie groep met een controlegroep te kunnen vergelijken
D. Een gerandomiseerd onderzoek is bij uitstek geschikt om prognostisch onderzoek te doen
B