Tekstverbanden + ‘om te’ werkwoorden+ positieve woorden+ negatieve woorden+ironie+versterkend/afzwakkend+overig Flashcards
Comment cette phrase se rapporte-t-elle à la phrase qui précède?
Hoe verhoudt zich deze zin tot de voorgaande?
affaiblir
afzwakken
relativiser
relativeren
contredire
tegenspreken
opposer
afzetten tegen
appuyer
ondersteunen
renforcer
versterken
illustrer
illustreren, voorbeeld geven
donner des exemples
voorbeeld geven
donner la cause
de oorzaak geven
donner la conséquence
het gevolg geven
comparer
vergelijken
conclure
concluderen
confirmer
bevestigen
élaborer
uitbreiden
expliquer
uitleggen
préciser
verduidelijken
répéter
herhalen
résumer
samenvatten
accentuer
accentueren
adapter
aanpassen
critiquer
bekritiseren
décrire
beschrijven
donner
geven
encourager
aanmoedigen
expliquer
verklaren
expliquer pourquoi
verklaren waarom
illustrer
illustreren
imposer
indruk te maken op
inciter
aanzetten tot
introduire
introduceren
montrer
tonen
prouver
bewijzen
relativiser
relativeren, afzwakken
souligner
onderstrepen
acceptable
acceptabel
admirateur/admiration
bewonderend/bewondering
approbation
goedkeuring
content
tevreden
convaincu
overtuigd
courageuse
moedig
enthousiaste/enthousiasme
enthousiast/enthousiasme
espoir
hoop
étonné/étonnement
verbaasd/verbaasdheid
fierté/fier
trots/fier
juste
rechtvaardig
passionné
gepassioneerd, hartstochtelijk
persévérance
vasthoudendheid
rassurant
geruststellend
aimer
houden van
améliorer
verbeteren
l’amour
de liefde
apprécier
waarderen
attirer
aantrekken
augmenter
toenemen
l’avantage
het voordeel
célèbre
beroemd
content
tevreden