Tekstverbanden Flashcards
1
Q
Die Abschwächung
A
De afzwakking
2
Q
Die Aussage
A
De uitspraak
3
Q
Die Begründung
A
De motivatie
4
Q
Das Beispiel
A
Het voorbeeld
5
Q
Die Bestätigung
A
De bevestiging
6
Q
Die Einleitung
A
De inleiding
7
Q
Die Einräumung
A
De toegeving
8
Q
Die Einschränkung
A
De beperking
9
Q
Die Ergänzung
A
De aanvulling
10
Q
Die Erklärung
A
De uitleg
11
Q
Die Erläuterung
A
De uitleg, toelichting
12
Q
Das Fazit
A
Het eindresultaat, de conclusie
13
Q
Die Feststellung
A
De constatering
14
Q
Die Folge
A
Het gevolg
15
Q
Die Fortsetzung
A
De voorzetting
16
Q
Der Gegensatz
A
De tegenstelling
17
Q
Der Grund
A
De reden
18
Q
Die Illustrierung
A
De illustratie
19
Q
Die Konkretisierung
A
De concretisering
20
Q
Die Lösung
A
De oplossing
21
Q
Die Ursache
A
De oorzaak
22
Q
Die Relativierung
A
De relativering
23
Q
Der Rückschluss
A
De conclusie
24
Q
Die Schlussfolgerung
A
De conclusie
25
Die Steigerung
De versterking
26
Die Verharmlosung
De bagatellisering
27
Der Vorbehalt
Het voorbehoud
28
Die Weiterführung
De voortzetting
29
Die Zusammenfassung
De samenvatting
