Negatieve Strekking Flashcards
1
Q
Ablehnen
A
Afwijzen
2
Q
Befürchten
A
Bang zijn voor
3
Q
Die Furcht
A
De angst
4
Q
Empört
A
Verontwaardigd
5
Q
Enttäuscht
A
Teleurgesteld
6
Q
Fehlen
A
Ontbreken, missen
7
Q
Der Irrtum
A
De vergissing
8
Q
Kaum
A
Nauwelijks
9
Q
Leider
A
Helaas
10
Q
Der Mangel
A
Het gebrek
11
Q
Mangelhaft
A
Gebrekkig
12
Q
Mangeln
A
Ontbreken, missen
13
Q
Das Opfer
A
Het slachtoffer
14
Q
Scheitern
A
Mislukken
15
Q
Der Verlust
A
Het verlies