Mens En Maatschappij Flashcards
1
Q
Die Behörde
A
De instantie
2
Q
Sich benehmen
A
Zich gedragen
3
Q
Das Bundesland
A
De deelstaat
4
Q
Die DDR
A
Voormalig oost Duitsland
5
Q
Das Fernsehen
A
De televisie
6
Q
Das Geschäft
A
De winkel
7
Q
Die Geschichte
A
De geschiedenis, het verhaal
8
Q
Die Gesellschaft
A
De maatschappij
9
Q
Das Gesetz
A
De wet
10
Q
Der Kampf
A
Het gevecht
11
Q
Der Kunde
A
De klant
12
Q
Die Leute
A
De mensen
13
Q
Der Schutz
A
De bescherming
14
Q
Schützen
A
Beschermen
15
Q
Die Umwelt
A
Het milieu
16
Q
Der Urlaub
A
De vakantie
17
Q
Das Verhalten
A
Het gedrag
18
Q
Sich verhalten
A
Zich gedragen
19
Q
Vorbeugen
A
Voorkomen
20
Q
Die Wahl
A
De keuze, de verkiezingen
21
Q
Wählen
A
Kiezen
22
Q
Die Werbung
A
De reclame
23
Q
Die Wirtschaft
A
De economie
24
Q
Sich beschäftigen
A
Zich bezighouden
25
Sich bewerben um
Solliciteren naar
26
Kündigen / jemanden kündigen
Ontslag nemen / iemand ontslaan
27
Die Kündigung
Het ontslag
28
Die Maßnahme
De maatregel
29
Der Wettbewerb
De concurrentie
30
Die Zeitung
De krant
