Tekst Flashcards

1
Q

Tekst

A

Afgeleid van het latijnse woord voor weefsel, Een tekst bestaat uit woorden die in zekere zin aan elkaar hangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Medium

A

De tekst als ‘drager’ die betekenis kan genereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Drie dimensies van een medium:

A

Het materiële aspect, het semiotische aspect en het sociale aspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Paratekst

A

Alle stukken tekst die voorkomen ‘naast’ de auteurstekst gepresenteerd in boekvorm. Bijv: omslag, colofon, voorwoord, voetnoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Semiotiek

A

Studie van taal en tekensystemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Signifiant / Signifié

A

Betekenaar en het betekende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Langue / Parole

A

Langue; taal als systeem, een structuur van talige tekens die voor ieder de zelfde betekenis heeft, zoals de afspraken over klankverschillen en hun betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Parole

A

spraak, taalgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Discours

A

Het vocabularium waarmee wij de wereld ordenen, interpreteren, bekendmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Esthetiek van de identiteit

A

Esthetiek van de identiteit: Een attitude ten opzichte van conventionaliteit waarin een positieve houding bestaat ten opzichte van bestaande modellen. Tot aan de Romantiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Esthetiek van de tegenstelling

A

Een attitude ten opzichte van conventionaliteit waarin een positieve houding bestaat ten opzichte van nieuwe modellen, originaliteit, afwijken van de norm, innovatie en oorspronkelijkheid. Vanaf de romantiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stilistiek

A

Studie van schrijfstijl en bijzondere stijlkenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

intertekstualiteit

A

Alle mogelijke relaties tussen tekst en eerder taalgebruik. Er zijn meerdere vormen van intertekstualiteit. Allusie, creatieve navertelling, pastische en parodie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Allusie

A

Vorm van intertekstualiteit waar in een tekst verwijzingen worden opgenomen naar een eerdere tekst als onderdeel van de uitwerking van de eigen thematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Creatieve navertelling

A

Vorm van intertekstualiteit waar een tekst een aangepaste versie van een bekend verhaal navertelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pastische

A

Vorm van intertekstualiteit waar een schrijver een tekst schrijft die bewust zo geschreven is dat hij doet denken aan de stijl van een eerdere tekst

17
Q

Parodie

A

Vorm van intertekstualiteit waar een schrijver een pretest nadoet op humoristische wijze

18
Q

Hypertekst

A

Een tekst die bestaat uit een tekst + links naar andere teksten, zodat de gehele tekst een verzameling is van verschillende losse teksten

19
Q

Hyperfictie

A

Vorm van fictie die de hypertekst als medium gebriukt

20
Q

Plagiaat

A

De tekst van een andere auteur geheel of gedeeltelijk overschrijven

21
Q

Copyright

A

Claim op het recht om een tekst uit te geven/ te reproduceren

22
Q

‘de dood van de auteur’

A

Begrip van Roland Barthes: her begrip ‘auteur’ is geen referentiepunt meer, hij wordt niet meer beschouwd als ‘schepper’ van de tekst. De taal die hij gebruikt is niet van hem, de boeken worden voorzien van paratekst; dus zijn coproducten van uitgever en auteur, een tekst wordt pas gefinaliseerd in het hoofd van de lezer. Dus: de auteur is ‘dood’