lezers en teksten Flashcards
Receptie
de reactie van lezers op literaire teksten
auteursintentie
de intentie van een auteur om een werk op een bepaalde manier te bedenken en vorm te geven
new critics
amerikaanse formalistische school
intentional fallacy
begrip vanuit de new critics dat verwijst naar de vergissing om de betekenis van een werk gelijk te stellen aan de auteursintentie
receptie-esthetica
theorie vanuit duitsland jaren ‘70 waarbij nadruk wordt gelegd op de historiciteit van teksten en het perspectief werd verschoven naar die van de lezer
expliciete lezer / impliciete lezer
expliciete lezer: lezer die rechtstreeks in de tekst opgevoerd wordt en daar een rol in speelt. Deze lezer is meestal verzonnen, maar hoeft niet.
Impliciete lezer: de lezer die niet direct in de tekst genoemd wordt maar waar we vanuit de tekst kunnen afleiden dat voor deze lezer een bepaald rol is weggelegd. omg wordt de lezer bijvoorbeeld de gelegenheid gegeven de eigen fantasie te gebruiken
aangesproken historische lezer
expliciete lezer aan wie een tekst is opgedragen, vaak een historisch figuur
aangesproken reële lezer
expliciete lezer waar rechtstreeks op wordt gericht, bijvoorbeeld in reclamecampagnes
resisting reader
de lezer die zich onttrekt of verzet tegen de aanwijzingen die de tekst geeft.
onbepaaldheid
algemene eigenschap van literaire teksten om de verbeeldingskracht te stimuleren
‘de open plek’
specifieke tekstpassages waarin het ontbreken van informatie de lezer dwingt zijn fantasie in te zetten
vertelinstantie
vanuit auteur gekozen positionering ten opzichte van de personages en de lezer
heterodiegetische verteller
een verteller die zich buiten de verhaalwereld houdt. De verteller is hier vaak een sturend en ironisch subject
Homodiegetische verteller
de verteller die zich expliciet als ‘ik’ in een verhaal manifesteert, hij vertelt het verhaal vanuit een positie binnen de verhaalwereld
Binnen de homodiegetische verteller vallen de autodiegetische verteller en de getuige-verteller:
autodiegetische verteller: de verteller is 1 van de actanten in het verhaal.
getuige-verteller: de verteller was getuige van de feiten, maar alleen als observator
Raamvertelling
Vertelling waarin binnen het verhaal meerdere verhalen worden verteld, bijvoorbeeld duizend en een nacht
Metafictie
reflectie binnen een verhaal op de gekunsteldheid van het verhaal zelf
Anachronie
afwijking van de chronologische vertelwijze
tijdsvertraging/tijdsversnelling
langer stilstaan bij bepaalde handelingen en gebeurtenissen en bondige beschrijving van handelingen en gebeurtenissen
verteltijd
de tijd die de lezer nodig heeft om een verhaal te lezen
vertelde tijd
de tijd die het verhaal of een deel daarvan inhoudelijk omvat
iteratieve verteltrant
verschillende handelingen worden onder een noemen samengebracht en slechts eenmaal weergeven bijvoorbeeld: ‘s maandags ging hij altijd naar de bank
Analepsis
flashbacks
prolepsis
flashforwards
focalisatie
betreft de relatie tussen de verhaalwereld en het bewustzijn van het subject van waaruit deze wordt waargenomen
verteller-focalisator
de primaire verteller is de focalisator, deze is in principe alwetend maar hoeft dit niet altijd te uiten
personage-focalisator
de focalistatie vindt plaats vanuit het perspectief van een personage, terwijl de verteller de verteller blijft
dubbele focalisatie
combinatie van de twee procede’s van het gebruik van personage-focalisator en verteller-focalisator. zowel verteller als personage zijn het bewustzijnscentrum
meerstemmigheid
het klinken van meerdere ‘stemmen’ van personages in een roman, terwijl deze is opgetekend door 1 schrijver
personagetekst/vertellerstekst
Personagetekst: de taaluitingen (als citaten) van personages die ingebed zijn in de vertellerstekst
Vertellerstekst: de tekst waar de primaire verteller het woord heeft