tekst 4: De olifanten van Pompeius Flashcards
secundus
secunda, secundum: tweede
templum
templi: de tempel
Venus
veneris: Venus
verginti
twintig
pugnare
pugno,pugnavi,pugnatum: vechten
in
+abl : in,op,tijdens
amphitheatrum
amphitheatri: het amfitheater
dum
+ ind : terwijl
e (x)
+ abl : uit, weg van, van
telum
teli: de speer
iacere
iacio, ieci, iacum: werpen, gooien
unus
una,unum: één
qui
quae,quod : die, dat
pes
pedis : de voet
esse
sum,fui: zijn
in1
+ acc : naar, tot in , in
is
ea, id : die, dat,hij,zij,het
scutum
scuti: het schild
et
en
deinde
vervolgens
orbis
orbis: de kring, de cirkel
circumagere
circumago,circumegi,circumactum: ronddraaien
quasi
+conj. : alsof
ars
artis : de kunst
non
niet
omnis
omnis,omne : geheel, al, ieder, elk
eruptio
eruptionis: de uitbraak, de uitbarsting
sine
+ abl. : zonder
populus
populi: het volk
quamquam
+ind : hoewel
ferreus
ferrea, ferreum : ijzeren
circumdare
circumdo,circumdedi,circumdatum: omgeven
de
+abl : vanuit,weg van, uit, over
causa
causae: de reden, oorzaak
Caesar
caesaris: de keizer
dictator
dictatoris: de dictator, de alleenheerser
postea
: daarna,later,nadien
arena
arenae: de arena, het zand
sed
maar
vulgus
vulgi: het volk
quidam
quaedam,quoddam: een zekere, een of andere
quaerere
quaero,quaesivi,quaesitum: vragen
ut1
+conj. : opdat,om te , zodat, dat
flere
fleo,flevi,fletum: wenen
universus
universa,universum: gezamenlijk