tekst 1: de Sibilijnse boeken (2) Flashcards
is
ea, id : die, dat, hij, zij, het
tum
toen
ille
illa, illud: die, dat, hij, zij, het
cum
+ abl. : met , samen met
ignis
ignis (m.) : vuur
tres
tres, tria : drie
e (x)
+abl. : uit, weg van , van
et
en
interrogare
interrogo,interrogavi,interrogatum: ondervragen
an
of
reliquus
reliqua, reliquum : resterend,overig
idem
eadem,idem: dezelfde,hetzelfde
emere
emo,emi,emptum: kopen
sed
maar
multo
veel
magis
meer
-que
en
iam
reeds,al
sine
+abl.:zonder
alius
alia,aliud: ander,andere
rogare
rogo,rogavi,rogatum: vragen
ut
+conj. : opdat,om te , zodat , dat
denique
uiteindelijk, ten slotte
quam
( na comparatief) : dan
pro
+abl. : voor
omnis
omnis,omne : geheel, al, ieder, elk
constare
consto,constiti,- : vaststaan
tunc
toen, op dat moment
a(b)
+abl. : vanaf, vanuit, weg van, van, door
postea
daarna,later,nadien
numquam
nooit,nooit meer
videre
video,vidi,visum: zien,kijken
in
+abl. : in, op, tijdens
condere
condo,condidi,conditum: stichten,opbergen
appellare
appello,appellavi,appellatum: noemen